17757 |
oor |
oor:
oeər (Q121c Bleijerheide),
ŏĕər (Q121c Bleijerheide),
uǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Het uitstekende deel aan boven- en onderdorpels van deur- en raamkozijnen dat in de muur wordt gemetseld. [N 55, 7g] || oor [DC 01 (1931)]
II-9, III-1-1
|
17615 |
oorlel |
oorlapje:
oerlepjə (Q121c Bleijerheide)
|
oorlel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
23198 |
op bedevaart gaan |
een bidgang doen:
enne bidjank doeë (Q121c Bleijerheide),
een bidgang maken:
enne bidjank maache (Q121c Bleijerheide)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
25564 |
op de juiste temperatuur |
warm genoeg:
wɛrm jǝnox (Q121c Bleijerheide)
|
Gezegd van gerezen deeg. Het vocht in het deeg is de warmtebron. Door het vocht te verwarmen brengt men het deeg op de juiste temperatuur. De goede temperatuur is van groot belang voor de kwaliteit van het produkt. Te warme degen zullen droog brood geven, dat spoedig kruimelig wordt, terwijl te koude degen een brood opleveren dat klein van stuk en wreed van scheuring is (Schoep blz. 95). Volgens de informanten van K 359, L 270, en Q 121e was eertijds het bepalen van de juiste temperatuur een kwestie van aanvoelen of voelen met de handen. De goede temperatuur zou volgens de informant van L 269a zijn ¬± 28¬∞C. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28b; monogr.]
II-1
|
28966 |
op de knie naaien |
op de/een knie naaien:
op dǝ knęj niǝnǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Met de knieën op elkaar of met gekruiste benen naaien op één der knieën. Bij voorkeur naait men op de linkerknie, omdat het lichaam hierbij een veel natuurlijker houding aanneemt dan bij het naaien op de rechterknie. [N 59, 71a]
II-7
|
33218 |
op een hoop gooien |
een mijt zetten:
ęi̯n mīt zętǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.]
I-5
|
29091 |
op een steeltje zetten |
op een steeltje zetten:
op ē štilsjǝ zɛtsǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De knoop op een steeltje zetten. Men moet de knoop niet plat aannaaien, doch men dient een afstand tussen knoop en stof van ± 1/2 - 1 cm te houden. Hierdoor wringt de knoopt niet en wordt er ruimte voor de stofdikte opengelaten. [N 59, 136]
II-7
|
27658 |
op keuring gaan |
gekeurd worden:
jǝkyǝrt wēǝdǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
[N 95, 967; monogr.]
II-5
|
32927 |
op oppers zetten, opperen |
hopen:
hōfǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
32920 |
op rijen zetten |
gemaden maken:
jǝmadǝr māxǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|