28104 |
opvullen |
blazend vullen:
bloǝsǝnt vølǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
bloǝzǝnt vø̜lǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
handvullen:
haŋkvø̜lǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
met de schup vullen:
met dǝ šøp fylǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Julia]),
pendelvullen:
pɛndǝlvø̜lǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma]),
toescheppen:
tsǫwšøpǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
toevullen:
tsǫwvølǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
vullen:
fylǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
vø̜lǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een ontkoold pand met stenen en/of zand opvullen. [N 95, 541; N 95, 542; N 95, 543; N 95, 555; monogr.; Vwo 731; Vwo 732; Vwo 847]
II-5
|
28103 |
opvulling |
blaasvul:
bloǝsvyl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
handversatz:
haŋkvǝrzats (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het opvullen van de door de koolwinning ontstane lege ruimten. Dit kan met de hand gebeuren ofwel mechanisch, bijvoorbeeld met behulp van een bandtransporteur, een snelroterend schoepenrad of een blaasmachine. Het doel van de opvulling is tweevoudig: ten eerste het dak ondersteunen om de bovengrondse verzakkingen tot een minimum te beperken en, ten tweede, om de luchttocht zo dicht mogelijk langs het koolfront te brengen (Defoin pag. 105). [N 95, 542; N 95, 543; N 95, 555; Vwo 135]
II-5
|
28105 |
opvulling, opvulmateriaal |
versatz:
vǝrzats (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Zolder]),
vul:
vøl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
vø̜l (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
vulstenen:
fylšteŋ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden]),
wasbergen:
wašbɛrjǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
wasberger:
wašbɛrjǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma, Maurits]),
wasserijstenen:
wɛsǝręjšteŋ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het materinal waarmee de door de koolwinning ontstane lege ruimten worden opgevuld. [N 95, 540; N 95, 543; N 95, 103; N 95, 104; monogr.; Vwo 135; Vwo 419; Vwo 533; Vwo 730; Vwo 848]
II-5
|
28109 |
opvulpand |
(de) oude:
dǝr awǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
ǫwǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
vulpand:
v ø̜lpaŋk (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het ontkoolde pand van een pijler dat moet worden opgevuld met stenen en/of zand. [N 95, 561; monogr.; N 95, 524; Vwo 730; Vwo 849]
II-5
|
28101 |
opvulpijler |
vulpijler:
vølpajlǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
vulstreb:
vølštrēp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte wordt opgevuld door middel van van elders aangevoerde stenen. Dit opvullen kan zowel met de hand als mechanisch gebeuren (zie ook het lemma Blaaspijler). [N 95, 539; monogr.]
II-5
|
29668 |
opzetten |
opzetten:
ǫpzɛtsǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het vastspijkeren van de binnenzool op de leest en het op de leest schuiven van het overleer. Zie afb. 35. [N 60, 78]
II-10
|
33966 |
opzetteugel |
opzetriem:
op˲zatrēm (Q121c Bleijerheide)
|
Leren riem die van het bit door de ringen boven op het haam naar het schoftzadel loopt en belet dat het paard bij het trekken gras vreet. [N 13, 33]
I-10
|
28065 |
opzichter |
stijger:
štīgǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
štījǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
Laagste rang bij het toezichthoudend personeel in het ondergronds bedrijf. De porion koppelt de opdracht van de ploegbaas aan die van de toezichter en hij is verplicht een in verlegenheid verkerende arbeider de helpende hand toe te steken (Defoin pag. 189). De opzichter is te herkennen aan zijn meterstok (zie het lemma Meterstok), maar ook aan zijn koperen lamp (Emma, Hendrik, Wilhelmina, Oranje Nassau I, III, IV, Maurits) of blanke lamp (Winterslag, Waterschei, Emma, Oranje Nassau I-IV, Willem-Sophia, Laura, Julia), aan een witte band op de petlamp (Zolder), aan zijn witte pak (Maurits, Domaniale, Julia), aan zijn witte helm (Eisden) en aan zijn witte lamp met groene ring (Zwartberg, Waterschei). Om opzichter te worden moest men in Nederland de Mijnschool volgen. [N 95, 128; monogr.; N 95, add.; Vwo 576; Vwo 615; Vwo 744]
II-5
|
28170 |
opzichter van de luchtverversing |
wetterstijger:
wɛtǝrštīgǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
),
wɛtǝrštījǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
De persoon die zorgt voor de circulatie en verdeling van verse lucht in de mijn; tevens controleert hij de vochtigheidsgraad van de lucht en de aanwezigheid van mijngas. [N 95, 135; monogr.]
II-5
|
27699 |
opzichterskamer |
stijgerzimmer:
štījǝrtsemǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
štījǝrtsɛmǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Zwartberg])
|
Ruimte waar de opzichters voor en na de dienst bereikbaar zijn voor besprekingen en het schrijven van materiaalbonnen, het invullen van dienstenlijsten, etc. Op de Domaniale mijn had iedere opzichter zijn eigen loket. [N 95, 27; div.]
II-5
|