30455 |
parketvloer |
parket:
parkęt (Q121c Bleijerheide)
|
Vloer van smalle stroken tropisch hout of kwadraatvormige, ingelegde houten tegels die blind vernageld worden. Een vloer van korte en smalle stroken die zonder ondervloer in verstek of in keperverband over de balken wordt gelegd, wordt ook wel 'Wener vloer' genoemd (Zwiers II, pag. 563). Zie ook afb. 74. [N 54, 130; N 54, 131a; monogr.]
II-9
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuiken:
kȳxǝ (Q121c Bleijerheide)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
28840 |
pasband |
zelfkant:
zęlfkaŋk (Q121c Bleijerheide)
|
Linnen bandje dat in een kledingstuk wordt meegenaaid om uitrekken te voorkomen. [N 59, 41; MW]
II-7
|
29025 |
pasklaar |
pasvaardig:
pasvęǝdex (Q121c Bleijerheide)
|
Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW]
II-7
|
28861 |
paskoord |
gimpe:
jimpǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Met katoen omspannen metaaldraad die ter versterking van het knoopsgat strak en vlak langs de snede van het knoopsgat wordt vastgenaaid. Zie afb. 1. [N 59, 8]
II-7
|
28883 |
paskoordnaald |
gimpenaald:
jimpǝnǫlt (Q121c Bleijerheide)
|
Tijdens het bevestigen van het paskoord rondom het te maken knoopsgat gebruikt men de paskoordnaald om het paskoord aan te hechten en strak en vlak langs de snede van het knoopsgat te spannen (Papenhuyzen III, pag. 17). De paskoordnaald is 6 à 8 cm lang en loopt naar het oog wat dik toe. Het oog is flink groot, omdat het paskoord erdoorheen moet (idem, pag. 12). Zie afb. 10. [N 59, 12]
II-7
|
28944 |
pasmodel |
maatanzug:
moǝsantsox (Q121c Bleijerheide),
maathemd:
moǝshɛmǝ (Q121c Bleijerheide),
maatjak:
moǝsjak (Q121c Bleijerheide),
maatpak:
moǝspak (Q121c Bleijerheide)
|
Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5]
II-7
|
28897 |
paspop |
pop:
pop (Q121c Bleijerheide)
|
Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33]
II-7
|
30933 |
pasrozet |
rozet:
rozɛt (Q121c Bleijerheide)
|
Ingezet stukje leer op de wreef van een zetlaars zodat deze passend gemaakt wordt. Volgens de informant van L 293 wordt deze pasrozet ter versterking gebruikt. [N 60, 34b]
II-10
|
18500 |
pasrozet [wld ii.10, p. 28] |
rozet:
rozet (Q121c Bleijerheide)
|
Een ingezet stukje leer op de wreef van een zetlaars om deze passend te maken? (roset)? [N 60 (1973)]
III-1-3
|