28025 |
pijlerproduktie |
soll:
zǫ.l (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De prestatie of produktie van één pijler. Volgens een aantal invullers (K 361, L 433, Q 7, Q 113) werd de produktie gemeten in het aantal wagens dat gestuurd werd. Met het woordtype "présumé" (Q 7) werd de verwachte prestatie van een werkpunt aangegeven. Een aantal opgaven is mogelijkerwijs ook van toepassing op de prestatie van één houwer. Zie ook het lemma Houwereffect. [N 95, 481; monogr.]
II-5
|
17991 |
pijn |
pijn:
ping (Q121c Bleijerheide)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
20799 |
pijp |
dem:
neuswarmertje
üem (Q121c Bleijerheide),
mots:
Mien moets is inne jouwe nazewermer
moets (Q121c Bleijerheide),
olmpje:
neuswarmertje
ulm’sje (Q121c Bleijerheide),
voermanspijp:
voor’manspief (Q121c Bleijerheide)
|
korte aarden pijp || korte, kromme pijp || stenen pijpje
III-2-3
|
31670 |
pijp, buis |
blijreur:
blęjrø̄r (Q121c Bleijerheide),
gootijzeren reur:
jos˱īzǝrǝ rø̄r (Q121c Bleijerheide),
ijzeren reur:
īzǝrǝ rø̄r (Q121c Bleijerheide
[(verzinkt)]
, ...
Q121c Bleijerheide),
kupferen reur:
ko̜fǝrǝ rø̄r (Q121c Bleijerheide),
kupferreur:
kǫfǝrrø̄r (Q121c Bleijerheide),
plastic buis:
`plastik˱ bø̜js (Q121c Bleijerheide
[(sinds einde jarenɛ60)]
),
plasticreur:
`plastikrø̄r (Q121c Bleijerheide),
vertind blijreur:
vǝrtsent˱ blęjrø̄r (Q121c Bleijerheide)
|
In dit lemma zijn de verschillende benamingen voor soorten buizen bijeengeplaatst, die worden gebruikt voor respectievelijk de aanleg van waterleidingen, gasleidingen en afvoerleidingen. [N 64, 116a-d; monogr.]
II-11
|
30539 |
pijpbeugel |
scharnierhaak:
šarnērhǫak (Q121c Bleijerheide)
|
De beugel rond de afvoerbuis waarmee deze aan de muur wordt vastgemaakt. [N 64, 149b]
II-9
|
31665 |
pijpbuiger |
buigtang:
bø̄xtsaŋ (Q121c Bleijerheide),
vaststaand buigijzer:
vasštǭǝnt˱ bø̄xīzǝr (Q121c Bleijerheide)
|
In het algemeen een werktuig voor het aanbrengen van bochten in metalen pijpen. Een pijpbuiger bestaat doorgaans uit een holrond uitgefreesd buigsegment en een draaibare stalen rol. De pijp wordt in dit buigsegment gelegd, waarna men de stalen rol met grote kracht over de pijp duwt. Zie ook afb. 252. Voor lichter buigwerk bestaan er ook buigtangen. [N 64, 67a-c; N 33, 322, add.]
II-11
|
31668 |
pijpfrees |
reurenfrees:
rø̄rǝfrēs (Q121c Bleijerheide)
|
Werktuig voor het in- en uitwendig frezen van pijpen. De pijpfrees wordt onder meer gebruikt om de braam te verwijderen die ontstaat bij het snijden van een pijp. Ook een braam aan de binnenzijde van een pijp kan met dit werktuig worden weggehaald. Soms is het werktuig ook van een ratel voorzien. Zie ook afb. 257. [N 64, 62c]
II-11
|
31330 |
pijpklem |
reurenklem:
rø̜rǝklɛm (Q121c Bleijerheide)
|
Klem waarmee pijpen en buizen tijdens het bewerken vastgezet kunnen worden. De pijpklem heeft doorgaans een beweegbare en een vaste bek. De beweegbare bek kan door middel van een draadspil op en neer worden gedraaid. Beide bekken zijn V-vormig uitgevoerd om platdrukken van de pijp te voorkomen en hebben een geribbeld oppervlak. Zie ook afb. 64. [N 33, 322; N 64, 51b]
II-11
|
31664 |
pijpsnijder |
reursnijtang:
rø̄ršnijtsaŋ (Q121c Bleijerheide
[(voor loden pijpen)]
),
rits:
ritš (Q121c Bleijerheide),
snijijzer:
šni-īzǝr (Q121c Bleijerheide)
|
In het algemeen een werktuig voor het afsnijden van metalen pijpen. Vaak bestaat het uit een vast snijwieltje van gehard staal of hard metaal en een verstelbare geleiding, bestaande uit twee of meer rollen. Zie ook afb. 251. Om een pijp met behulp van dit werktuig door te snijden wordt zij in de bek van de snijder geplaatst, waarna de geleiderollen tegen de pijp worden vastgedraaid. Vervolgens wordt het hele werktuig rond de pijp gedraaid waarbij de geleiderollen steeds strakker worden aangedraaid en het snijwieltje dus steeds dieper in het metaal snijdt. [N 33, 175; N 64, 7-8; N 33, 322, add.]
II-11
|
31335 |
pijptang |
blitztang:
bletstsaŋ (Q121c Bleijerheide
[(g)]
),
kettentang:
kɛtǝtsaŋ (Q121c Bleijerheide),
klauwtang:
klǫwtsaŋ (Q121c Bleijerheide
[(c)]
),
reurentang:
rø̜rǝtsaŋ (Q121c Bleijerheide),
zwitserse tang:
zwetsǝrsǝ tsaŋ (Q121c Bleijerheide)
|
tǝr P 219; %%de volgende opgaven zijn benamingen voor een kettingtang%% kettingtang: kęte [N 33, 176; N 33, 179; N 33, 181; N 64, 43a-b; N 64, 44; monogr.]
II-11
|