31639 |
pompzwengel |
zwengel:
šwøŋǝl (Q121c Bleijerheide)
|
Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.]
II-11
|
19474 |
pook |
stokelijzer:
štøxəlīzər (Q121c Bleijerheide),
stovenhaak:
štuəvəhoͅak (Q121c Bleijerheide),
stovenijzer:
štuəvə-īzər (Q121c Bleijerheide),
vuurijzer:
vy(3)̄rīzər (Q121c Bleijerheide)
|
pook
III-2-1
|
27680 |
poortwachtershuis |
poortwachterhuis:
pōtswɛxtǝrhūs (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
poortwachtershuis:
poǝtswɛxtǝrshūs (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
wachthuisje:
waxhysjǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia])
|
[N 95, 40]
II-5
|
34019 |
poot omhoog |
voet-op:
vus op (Q121c Bleijerheide)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
zaamaardappelen:
zǭm[aardappelen] (Q121c Bleijerheide)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
30120 |
porringdraad |
straalkoord:
štrǫalkǫat (Q121c Bleijerheide)
|
De draad waarmee de boog wordt afgetekend. Eén uiteinde van de draad wordt vastgehecht in het porringpunt, met het andere wordt de boog bepaald. Uit de woordtypen 'metselkoord' (L 292), 'metskoord' (Q 83), 'metsdraad' (L 360) en 'metseltouw' (L 432, Q 111) blijkt dat ook het 'metselkoord' als porringdraad werd gebruikt. In L 414 werd het aftekenen met behulp van een 'klokpasser' ('klǫkpasǝr') gedaan. [N 32, 17f]
II-9
|
30121 |
porringpunt |
straal:
štrǫal (Q121c Bleijerheide)
|
Het middelpunt van de cirkel waarvan een te metselen boog een segment is. In het 'porringpunt' wordt de porringdraad vastgehecht. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Porringdraad'. [N 32, 17e; monogr.]
II-9
|
27681 |
portier |
pförtner:
pfø̜rtnǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Zolder]),
portier:
pǫrtjē (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De portier bewaakt dag en nacht de toegang tot de mijn. [N 95, 124; monogr.]
II-5
|
27682 |
portiersloge |
portierhuis:
pǫrtjēhūs (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei]),
portiersboede:
pǫrtīrsbūt (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De ruimte waar de portier zich bevindt. Uit de woordtypen "penningcontrole", "penningenboede" en "markenboede" blijkt dat de portier ook soms de dienstpenningen uitgaf. [N 95, 4]
II-5
|
25413 |
poten verwijderen |
poten afhouwen:
puǝtǝ āfhǫwǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Als de poten zijn afgehuid, verwijdert men ze in het eerste gewricht (gerekend vanaf de hoef). De poten worden van het lijf gesneden, gekapt of gezaagd. [N 28, 48; monogr.]
II-1
|