20665 |
biersoep |
bierslem:
beer’sjlem (Q121c Bleijerheide),
biersoep:
beer-tsoep (Q121c Bleijerheide)
|
biersoep || Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24522 |
bies |
bies:
bīs (Q121c Bleijerheide)
|
Een reep leer in het algemeen. [N 60, 18a]
II-10
|
18438 |
bies [wld ii.10, p. 25] |
bies:
bīēs (Q121c Bleijerheide)
|
Een reep leer in het algemeen? (bies) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
33502 |
bieslook |
biesloof:
bis’loof (Q121c Bleijerheide),
unlauchpiefje:
ul’liegspiefje (Q121c Bleijerheide)
|
bieslook || steeltje van bieslook ed
I-7
|
33251 |
bietenkopper |
kopper:
kø̜pǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Schoffelvormig stuk gereedschap gebruikt om loof van bieten af te steken, soms als deze nog in de grond staan, soms ook als ze al gerooid zijn. In de volgende plaatsen wordt opgemerkt dat voor dit afsteken de schup of de spade wordt gebruikt: L 163, 163a, 164, 165, 215, 266, 324, 329, 371a, 383, 416, 429a, Q 14, 94b, 101, 111 en 198b. Als er sprake is van een kapmes is de opgave in het lemma Bietenkapmes ondergebracht. [N 18, 54; monogr.; add. uit N 12, 47]
I-5
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
koppen:
kø̜p (Q121c Bleijerheide),
kruid:
krūt (Q121c Bleijerheide)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
33243 |
bietenplantjes |
kiemen:
kimǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Bietenplantjes als ze pas opgekomen zijn en uitgedund moeten worden. [N 12, 44; monogr.]
I-5
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
dunnen:
dønǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|
30967 |
biezen |
met biezen versterken:
met bīzǝ vǝrštɛrkǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De kanten met biezen beleggen. [N 60, 61]
II-10
|
30942 |
biezensteker |
biesmes:
bīsmɛts (Q121c Bleijerheide)
|
Mesje waarmee men biezen, d.w.z. leren riempjes snijdt. Volgens de informant van Q 253 is een tranchet ongeveer 1 cm breed en 15 cm lang. [N 60, 42]
II-10
|