29078 |
rugband |
gordel:
jyǝdǝl (Q121c Bleijerheide)
|
De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92]
II-7
|
30926 |
rugbies |
rugbies:
røkbīs (Q121c Bleijerheide)
|
Een bovenbies die aan de achterkant in een schoen aangebracht wordt. [N 60, 18e]
II-10
|
18516 |
rugbies [wld ii.10, p. 26] |
rugbies:
rukbies (Q121c Bleijerheide)
|
Kent u de woorden bovenbies (tek. 18e) en rugbies (18e2)? Wat bedoelt men ermee? Hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30847 |
rugkant |
rug:
røk (Q121c Bleijerheide)
|
De rug of rugkant van een mes. [N 60, 175b]
II-10
|
33989 |
rugnet |
vliegennet:
[vliegennet] (Q121c Bleijerheide)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
33974 |
rugriem |
rugriem:
rø̜krēm (Q121c Bleijerheide)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
29076 |
rugsplit |
schlitz:
šlets (Q121c Bleijerheide)
|
De split in het verlengde van de rugnaad van een colbert. [N 59, 90b]
II-7
|
25085 |
ruilen |
tuisen:
toe⁄sje (Q121c Bleijerheide),
vertuisen:
vertoe⁄sje (Q121c Bleijerheide)
|
ruilen
III-4-4
|
30772 |
ruitenzetter |
glasmaker:
jlāsmɛxǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Vakman die ruiten op maat maakt en inzet. De 'ruitenkremer' trok vroeger met zijn 'glaskast' ('glāskas') op de rug langs de dorpen in de omtrek van Sittard om gebroken ruiten te vervangen. [N 67, 98d; monogr.]
II-9
|
34636 |
rulskar |
rulskar:
rølskār (Q121c Bleijerheide)
|
Kruiwagen die alleen voor het vervoer van bladeren en hooi gebruikt wordt (zie hiervoor Roukens (1937), pag. 147). Het is een kruiwagen zonder zijwanden of hoofdbord, maar met rondom rechtopstaande staafjes of latjes. De informant uit L 428 merkt op over dit type dat het "voor het ophalen van bladeren, bosgras, hooi, sprokkelhout, enz. Wordt gebruikt; de laadbak bestaat uit ronde stokken, enkele centimeters van elkaar geplaatst, dikke en dunne stokken wisselen elkaar af". Zie voor het woord ruls ook het Sittards Woordenboek s.v. röls:: "korfhekje van gevlochten tenen of latwerk, geplaatst op kruiwagen e.d. om een grote hoeveelheid van gering gewicht te kunnen vervoeren, b.v. bladeren, hooi, aardewerk etc." Deze kruiwagen komt alleen in het zuiden van Nederlands Limburg voor. [N G, 51 + 52f; N 18, 97a-b; L 16, 19b; A 42, 15; monogr.]
I-13
|