20666 |
rundvleessoep |
rindvleessoep:
rinkvleesj-tsoep (Q121c Bleijerheide)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
groene rups:
idiosyncr.
jrung roepsj (Q121c Bleijerheide),
miepmop:
idiosyncr. Additie bij vraag 39: = vlinder
miepmop (Q121c Bleijerheide),
rups:
roepsj (Q121c Bleijerheide),
idiosyncr.
roepsj (Q121c Bleijerheide)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [N 26 (1964)]
III-4-2
|
31010 |
ruw uitsnijden |
rauw uitsnijden:
rǫw ūsšniǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Op het oog een zool uitsnijden. [N 60, 94]
II-10
|
25042 |
ruw, ruig |
grof:
jraof (Q121c Bleijerheide),
ruw:
rouw (Q121c Bleijerheide)
|
ruw
III-4-4
|
31825 |
ruwe blokschaaf |
rouwblokschaaf:
rǫwblǫkšāf (Q121c Bleijerheide)
|
Blokschaaf zonder keerbeitel, die wordt gebruikt om stukken hout ruw af te schaven. Ruw schaafwerk werd in Herten (L 330), Stein (Q 15), Geulle (Q 18), Bilzen (Q 83) en Mechelen (Q 204a) met de voorloper gedaan. Zie ook het lemma ɛvoorloperɛ.' [N 53, 56; monogr.]
II-12
|
24372 |
salamander |
viervoetje:
veer’vus-je (Q121c Bleijerheide)
|
salamander
III-4-2
|
31519 |
salmiaksteen |
salmiakblok:
salmijak˱blǫk (Q121c Bleijerheide)
|
Het blok salmiak waarlangs men vroeger de koperen bout streek, alvorens er soldeersel op aan te brengen. Salmiak of ammoniumchloride is een kleurloos zout, gevormd uit ammonia en zoutzuur. Het kan ook worden gebruikt om vuile soldeerbouten te reinigen. In Q 121 werd de soldeerbout schoongemaakt door hem even in afgelaten soldeerwater te houden. Dit was gemaakt uit zoutzuur waarin een stukje zink was opgelost. In L 321 werd met een kaars langs de soldeerbout gestreken, voordat het soldeersel erop werd aangebracht. [N 33, 201; N 64, 27d]
II-11
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandaal (Q121c Bleijerheide)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20928 |
sappig |
zaftig:
zɛftix (Q121c Bleijerheide)
|
sappig
III-2-3
|
28797 |
satijn |
satijn:
zateŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.]
II-7
|