28388 |
schachtkool |
mascherang:
mašǝraŋ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
māšǝraŋ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Ongesorteerde kolen vermengd met stenen. Het woordtype "schachtkolen" werd volgens een invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn gebruikt voor ongezeefde kolen die vroeger als deputaatkolen aan de mijnwerkers werden verstrekt. Zie ook het lemma Deputaatkolen. [monogr.; N 95, 461; N 95A, add.]
II-5
|
28140 |
schachtput |
kuip:
kūp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits])
|
Ruimte in de nabijheid van de schacht, meestal dicht onder de onderste verdieping, waarin het water dat op de verdiepingen vrijkomt, samenstroomt. [N 95, 789; monogr.]
II-5
|
27475 |
schachtton |
kiebel:
kibǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
schachtkiebel:
šātkibǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
schachtton:
šāttǫn (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Ton die gebruikt wordt om bij het delven van de schachten personeel en materiaal naar beneden te laten en losgemaakte stenen naar boven te hijsen. [N 95, 77; monogr.; Vwo 39; Vwo 379]
II-5
|
27162 |
schachtwiel |
kabelschijf:
kābǝlšīf (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei]),
schachtrad:
šātrat (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
zeelschijf:
zēlšīf (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523]
II-5
|
27639 |
schaft |
botterham:
botram (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
schafttijd:
šaftsit (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679]
II-5
|
27640 |
schaftboterhammen |
botterhammen:
botǝramǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
kuilbotterhammen:
kulbotǝramǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Boterhammen die mee ondergronds werden genomen. "Dobbelen" waren dubbele boterhammen die men at tijdens de pauze. [N 95, 51; monogr.]
II-5
|
21092 |
schaften |
botteren:
botǝrǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Emma, Maurits]),
botterham eten:
botram ē̜sǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
botǝrham ę̄sǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
botterham maken:
botǝrham māxǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
schaften:
šaftǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690]
II-5
|
27683 |
schaftlokaal |
eetboede:
ɛ̄sbūt (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
eetlokaal:
ɛ̄slokāl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
schaftlokaal:
šaflokāl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Lokaal waar men de boterhammen verorbert. [N 95, 6]
II-5
|
30957 |
schalmmes |
smal mes:
šmāl mɛts (Q121c Bleijerheide)
|
Het mes waarmee men het leer schalmt of schift. Volgens de informant van Q 18 is een schalmmes aan één kant wat gebold en volgens de informant van L 163a is het een soort overleermes. Later is volgens de informant van L 293 voor het schalmmes een schalmmachine in de plaats gekomen. [N 60, 50b]
II-10
|
30958 |
schalmplank |
schalmbredje:
šalmbrɛtšǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het houten blok of de plank waarop men het leer schalmt ofwel afschuint. Volgens de informant van L 293 schalmt men overleer op glas en zoolleer op een plank. [N 60, 51a]
II-10
|