30820 |
schoenfabriek |
schoenmaakbedrijf:
šoŋmāxbǝdrif (Q121c Bleijerheide),
schoesterij:
šustǝręj (Q121c Bleijerheide)
|
Het grote bedrijf waar men schoenen maakt. [N 60, 219c]
II-10
|
30878 |
schoenlade |
schot:
šǭs (Q121c Bleijerheide)
|
De lade of een van de laden in de werktafel. [N 60, 193b]
II-10
|
18347 |
schoenlepel |
aantrekker:
aa-trekker (Q121c Bleijerheide)
|
schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30812 |
schoenmaker |
schoester:
šustǝr (Q121c Bleijerheide)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
30811 |
schoenmakersgereedschap |
schoestergeschier:
šustǝrjǝsīr (Q121c Bleijerheide)
|
Algemene benaming voor schoenmakersgereedschap. [N 60, 221b]
II-10
|
30854 |
schoenmakershamer |
schoesterhamer:
šustǝrhamǝr (Q121c Bleijerheide)
|
De algemene schoenmakershamer die men voor een groot aantal bewerkingen gebruikt. Doorgaans heeft de schoenmaker twee hamers: een grote om het geweekte zoolleer te kloppen en de hakken toe te slaan en een minder grote voor het nagelen en andere bewerkingen. Beide hamers zijn rond van kop en breed van bek. De kop mag echter niet te bolrond zijn, omdat men daarmee niet overal het zoolleer even vast en effen kan kloppen en men daarmee niet goed kan nagelen (Dierick, pag. 84). Volgens de informant van Q 253 heeft de schoenmaker meestal alleen maar de typische schoestershamer. Hij beschrijft die als volgt. De scherpe kant is ongeveer 4 mm dik en 25 tot 30 mm breed, gebogen. Die kant versmalt tot op een 15 mm, verbreedt ter hoogte van het oog en loopt in een ronde of de achthoekige vorm uit naar het vlak, een soort paddestoel met ongeveer 35 mm doorsnede, lichtjes bolrond. De hamer is over zijn geheel gebogen. Hij heeft een lengte van 18 tot 25 cm en weegt tussen de 400 en de 600 gram. De steel is niet langer dan 16 tot 20 cm. Zie afb. 8. [N 60, 183a]
II-10
|
30817 |
schoenmakersknecht |
schoesterknecht:
šustǝrknęǝt (Q121c Bleijerheide)
|
[N 60, 217b]
II-10
|
31080 |
schoenmakerslamp |
schoesterlampje:
šustǝrlɛmpjǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De lamp die op petroleum brandt en waarboven de polijstinstrumenten verwarmd worden. Volgens de informant van Q 253 verwarmt men ter plekke boven een kaars. [N 60, 140a]
II-10
|
30844 |
schoenmakersmes |
leerknip:
lę̄rknīp (Q121c Bleijerheide),
schoestermes:
šustǝrmɛts (Q121c Bleijerheide)
|
Het algemene schoenmakersmes dat voor allerlei bewerkingen wordt gebruikt. Men kent lichte en zware schoenmakersmessen. Zie afb. 2. [N 60, 173; N 60, 240b]
II-10
|
30884 |
schoenpoetsdoosje |
wichsdoos:
wiksduǝs (Q121c Bleijerheide)
|
Een doosje voor schoenpoets. [N 60, 194e]
II-10
|