30851 |
spanels |
spanels:
španɛls (Q121c Bleijerheide),
stikels:
štekɛls (Q121c Bleijerheide)
|
De kleine, fijne, gebogen els waarmee gespannen wordt. Zie afb. 5. [N 60, 176d; N 60, 176b; N 60, 56]
II-10
|
25427 |
spanhout |
spreitsen:
špręjtsǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het hout dat meer specifiek gebruikt wordt om het dichtklappen van het dier te voorkomen. Men steekt het hout achter de achillespezen van de achterste poten, vaak voorzien van inkepingen, waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen. Overeenkomst van betekenis met het begrip "slachthout" is duidelijk zodat voor nogal wat respondenten de begrippen "slachthout" en "spanhout" samenvallen. De informant van P 50 merkt op, dat er gaten in deze balk zitten waardoor een spie steekt. Aldus kan het spanstuk voor twee doeleinden gebruikt worden. Zie ook het lemma ''slachthout''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 68]
II-1
|
31765 |
spanlat van de spanzaag |
spanhout:
španhōts (Q121c Bleijerheide),
spanlatje:
španlɛtsjǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Latje waarmee het spantouw aangedraaid wordt om de zaag op te spannen. Om te voorkomen dat het touw ontspant, zet men het latje vast achter de spanregel. Zie ook afb. 18. [N 53, 8b; N I, 1b; monogr.]
II-12
|
30963 |
spannaad |
spannaad:
špannoat (Q121c Bleijerheide)
|
De naad die ontstaat doordat men de randen van het leer naar binnen draait en aan de binnenkant vastnaait. Na het naaien spant men het leer op en wrijft men de naad glad. "Een spannaad heet een naad, die twee lederstukken zoodanig met elkaar verbindt, dat de kanten juist tegen elkaar komen, zoo zijn b.v. de zijnaden bij gezette laarzen, bij rijglaarzen, de achternaden bij laatstgenoemden en bij tonglaarzen, zoomede dikwerf de naden, die het tongblad met de schacht verbinden, spannaden of gespannen naden." (Knöfel I, pag. 174). Zie afb. 29. [N 60, 55]
II-10
|
17830 |
spannen |
spannen:
španǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Twee stukken leer aan elkaar bevestigen met behulp van spanriem en spanblok. [N 60, 54b]
II-10
|
31763 |
spanregel van de spanzaag |
brug:
brøk (Q121c Bleijerheide)
|
De houten lat die de twee spanzaagarmen in het midden met elkaar verbindt. Achter de spanregel wordt de spanlat vastgezet die ervoor zorgt dat het zaagblad op spanning blijft. Zie ook afb. 18. [N 53, 8f; N I, 1, add.]
II-12
|
32121 |
spanstoel |
stoelklammer:
štōǝlklamǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Werktuig waarmee men een ineengezette stoel in zijn geheel in kan zetten om hem te spannen. [N 53, 220a]
II-12
|
31764 |
spantouw van de spanzaag |
spankoord:
špankǫat (Q121c Bleijerheide)
|
Het touw aan de bovenzijde van het spanzaagraam waarmee de spanzaagarmen en het zaagblad worden opgespannen. Zie ook afb. 18. [N 53, 8a; N I, 1a; monogr.]
II-12
|
31760 |
spanzaag |
spanzeeg:
španzē̜ǝx (Q121c Bleijerheide),
trekzeeg:
tręk˲zē̜ǝx (Q121c Bleijerheide)
|
Handzaag, bestaande uit een houten raam waarin het zaagblad kan worden opgespannen. Zie ook afb. 18. Er bestaan diverse uitvoeringen van dit werktuig die voor verschillende werkzaamheden worden gebruikt. Zie ook de lemmata ɛschulpzaagɛ, ɛpenzaagɛ en ɛdraaizaag, keerzaagɛ. De spanzaag bestaat uit een horizontale lat, de spanregel, waarbij aan de uiteinden twee verticale, beweegbare latten zijn bevestigd. Het zaagblad wordt aan de onderzijde van deze twee latten met behulp van twee knoppen vastgezet. Om het zaagblad te spannen wordt er rond de bovenzijde van de twee latten een touw gelegd, dat met behulp van een spanstokje wordt strakgedraaid. Als het touw, en dus ook het zaagblad, de vereiste spanning hebben, wordt het spanstokje achter de spanregel vastgezet. In het zaagblad van de kortzeeg (kǫrt˲zē̜x), die in Neeritter (L 321) door de wagenmaker werd gebruikt, ontbrak om de drie tanden één tand. Op deze wijze kon het zaagmeel tijdens het zagen beter uit de zaagsnede verwijderd worden.' [N 47, 13a-b; N 53, 1b; N 53, 6a; N 53, 8; N I, 1; N 18, 128 add.; monogr.]
II-12
|
31762 |
spanzaagarmen |
zegenarmen:
zē̜ǝjǝ-ɛrǝm (Q121c Bleijerheide)
|
De twee korte, verticale delen waartussen het zaagblad door middel van de stelknoppen ingespannen wordt. De armen dienen bij sommige spanzagen ook als handvat. Zie ook afb. 18. [N 53, 8e; N I, 1 add.]
II-12
|