18390 |
speld |
spang:
špaŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
toespangen:
tsǫwšpaŋǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
naaldenkussen:
nǫldǝkøsǝ (Q121c Bleijerheide),
spangenkussen:
špaŋǝkøsǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
30899 |
speldnagel, oppinnagel |
oppinnagel:
oppennāl (Q121c Bleijerheide),
speldnagel:
(mv)
spɛltnęǝl (Q121c Bleijerheide),
vastzetnagel:
vaszɛtnāl (Q121c Bleijerheide)
|
De spijker waarmee men de bovenzool voor en achter voorlopig vastzet, een oppinspijker. [N 60, 202a; N 60, 202b; N 60, 235; N 60, 101]
II-10
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
sjper’ber (Q121c Bleijerheide)
|
sperwer
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
prinsesbonen:
prinses’boeëne (Q121c Bleijerheide),
saladebonen:
sjla’teboeëne (Q121c Bleijerheide),
struikbonen:
sjtroech’boeën (Q121c Bleijerheide)
|
prinsessebonen || slabonen || struikboon
I-7
|
30350 |
speun |
eierscharnier:
ęjǝršarnēr (Q121c Bleijerheide)
|
Soort scharnier voor kleine deuren. De speun bestaat uit een plaatje met kleine stift dat op de boven- en onderkant van kleine deuren, bijvoorbeeld van kasten, wordt aangebracht. In de omtimmering daartegenover wordt een vergelijkbaar plaatje met gat geschroefd waarin de stift van de speun kan worden gestoken. [N 54, 91; monogr.]
II-9
|
26360 |
spie |
kijltje:
kē̜jlšǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a]
II-7
|
30443 |
spie van het anker |
kijl:
kī.l (Q121c Bleijerheide)
|
De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.]
II-9
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
špeͅi̯əl (Q121c Bleijerheide),
špejǝl (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide
[(meervoud: špejǝlǝ)]
),
špęjǝl (Q121c Bleijerheide)
|
De naad tussen kraag en revers, waar de kraag aan de revers wordt gehecht. [N 59, 122a] || Elk van de door de dwars- en spiegelklampen omlijste vakken. [N 55, 23e] || spiegel || Zeker gedeelte van het boventuig bij bepaalde soorten bottines. [N 60, 21c]
II-10, II-7, II-9, III-2-1
|