30863 |
stalen leest |
stalen leest:
stalen leest (Q121c Bleijerheide)
|
Leest van staal voor het oprekken van schoenen. [N 60, 244b; N 60, 244c]
II-10
|
27551 |
stalen neuzen in mijnschoenen |
ijzeren muil:
īzǝrǝ mul (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
staalkappen:
štoǝlkapǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei]),
stalen muil:
štoǝlǝ mul (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia]),
stalen nazen:
štoǝlǝ nāzǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Versteviging van de mijnschoen op de punt. Wanneer de stalen neus ontbreekt of loszit, voldoet de schoen niet meer aan de eisen. [N 95, 884; monogr.]
II-5
|
31858 |
stalen schaaf |
ijzeren blokschaaf:
īzǝrǝ blǫkšāf (Q121c Bleijerheide)
|
Een uit staal vervaardigde schaaf. Zie ook afb. 51. De stalen schaaf vervangt in toenemende mate de traditionele houten schaaf. Stanley in de woordtypen stanleyschaaf en stanley is een merknaam. [N 53, 79a-b]
II-12
|
29967 |
stalen steigerverbinding |
kettenklam:
kɛtǝklam (Q121c Bleijerheide)
|
U-vormige stalen beugel met plaat waarmee de verschillende delen van een houten steiger met elkaar worden verbonden. Op de beide uiteinden van beugel is schroefdraad aangebracht. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2e; monogr.]
II-9
|
26871 |
stamper |
stamper:
štampǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.]
II-9
|
20677 |
stamppot |
ondereengekookts:
ongeree-gekōchs (Q121c Bleijerheide)
|
Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
31115 |
stapelwerk |
opslagwerk:
opšlāxwęrk (Q121c Bleijerheide)
|
De voorraad gangbare, goedkope schoenen die men in slappe tijden aanlegt en voorlopig opslaat. [N 60, 224]
II-10
|
33847 |
stapvoets gaan |
ploegsgang:
ploxsgaŋk (Q121c Bleijerheide
[(de stap van het paard als het voor de ploeg gespannen is)]
)
|
De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a]
I-9
|
17821 |
steek |
steek:
štex (Q121c Bleijerheide)
|
De doorgehaalde draad in de groef; ook de manier van naaien. [N 60, 111a]
II-10
|
30828 |
steek -als eenheid van maat |
schoensmaat:
šoŋsmoas (Q121c Bleijerheide)
|
Benaming voor verschillende maten of de eenheid van maat. Er zijn diverse eenheidsmaten van de schoenmakers. Men kent een Franse steek van 2/3 cm en een Engelse van 8,5 mm. Volgens de informant van L 293 wordt de Hollandse maat weinig gebruikt; bij deze is maat 45 30 cm. De Franse maatberekening berust op het berekenen van de balmaat en de andere maten op de lengte van de leest, die in Franse steken is aangeduid. De verhouding van steken tot centimeters is: drie steken is gelijk aan twee cm. [N 60, 152c]
II-10
|