32182 |
tafelhoekklos, wervel |
disbladklammer:
døš˱blatklamǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Houten blokje dat meestal op de vier hoeken bij de tafelpoten onder het tafelblad wordt bevestigd. Het dient om de tafel een grotere stevigheid te geven en voorkomt dat het hout van het blad nog kan gaan werken. Zie ook afb. 175. [N 53, 219; N 56, 158c]
II-12
|
19764 |
tafelkleed |
dissprei:
døššpreͅi̯ (Q121c Bleijerheide)
|
tafelkleed
III-2-1
|
19776 |
tafellaken |
disdecke:
døš˂dɛkə (Q121c Bleijerheide)
|
tafellaken
III-2-1
|
19530 |
tafelmes |
tafelmets:
toafel-mets (Q121c Bleijerheide)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
28956 |
taillesuçon |
taillesuçon:
talejǝsizoŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Puntnaad om de taille te accentueren. Volgens de informant van Q 16 zit deze naad rechts en links onder elke boezem één, onder de armen naast de boezem en in de rug in de taille. [N 59, 94c]
II-7
|
28937 |
taillewijdte |
taillewijdte:
tali-jǝwi-jdǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De maat gemeten horizontaal om het lichaam in de holte van de taille met (voor heren) twee vingers tussen het lichaam en de centimeter. Zie afb. 27. [N 59, 44c; N 62, 2b]
II-7
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (Q121c Bleijerheide)
|
tak
III-4-3
|
33018 |
tak op ingezaaid land |
vreerijs:
vrēris (Q121c Bleijerheide)
|
De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.]
I-4
|
28164 |
takel |
kettentog:
kɛtǝtsox (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
ruckzuck:
ruktsuk (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Werktuig waarmee zware voorwerpen kunnen worden opgehesen. De "palan" uit L 417 is een eenvoudige katrol terwijl de "mouflage" een takel met kabel en verschillende draaipunten is die onder meer wordt gebruikt om pantsers op te trekken. De "ruckzuck" (Q 121, Q 121c) en de "racagnac" (L 417) zijn een type takel waarbij het hijsen met behulp van een hefboom gebeurt. De "racagnac" wordt vooral toegepast om stutten op te trekken. De "zeeltog" en de "kettentog" zijn volgens een invuller uit Q 121 te vergelijken met takels die op schepen worden gebruikt. Het feit dat de invullers uit Q 121, L 417 en L 422 op de vraag naar de takel het woordtype "sylvester" hebben opgegeven, duidt erop dat de stijlentrekker ook voor takelwerkzaamheden wordt gebruikt (zie ook het lemma Stijlentrekker). [N 95A, 12; N 95, 760 add.; monogr.; N 95, 592]
II-5
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
schans:
sjans (Q121c Bleijerheide)
|
takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)]
I-7
|