18917 |
traag |
traag:
troag (Q121c Bleijerheide)
|
traag, langzaam
III-1-4
|
19363 |
trage vrouw |
slagbedrag:
sjlaag’bedraag (Q121c Bleijerheide)
|
domme, luie vrouw
III-1-4
|
31084 |
tranen |
tranen:
troanǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De schoen met traan overstrijken om het leer mals te maken. [N 60, 144]
II-10
|
28231 |
transport |
vervoer:
vǝrvø̄r (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia])
|
Algemene benaming voor alles wat in het ondergronds bedrijf verband houdt met het vervoeren van personeel, materiaal, kolen en stenen. [N 95, 610; N 95, 611; monogr.; Vwo 787; Vwo 827]
II-5
|
28367 |
transportband, bandtransporteur |
transportband:
transportband (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Band zonder einde die tussen twee keerrollen en over een aantal draagrollen loopt. De band dient voor het transport van kolen of stenen en in sommige gevallen ook voor het vervoer van personen. Het woordtype "meco" van de respondenten uit L 417 en Q 3 duidt op de naam van de firma die de banden fabriceert (Defoin pag. 92). [N 95, 635; Vwo 89; Vwo 661; Vwo 788]
II-5
|
28232 |
transporteren |
slepen:
šlēfǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen]),
vervoeren:
vǝrvø̄rǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Julia]),
vorderen:
vø̄ǝdǝrǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
In het algemeen personen, materiaal, kolen en stenen vervoeren. [N 95, 610; N 95, 611; monogr.]
II-5
|
28384 |
transporteurmotor |
pantsermotor:
pantsǝrmōtǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Zolder])
|
De motor van een kettingtransporteur. De opgaven "gustomotor" en "beienmotor" uit Q 21 duiden de motor van de transporteurs van respektievelijk de fabrieken Gusto en Beien aan. [N 95, 605b]
II-5
|
28343 |
transportgoot |
schüttelplaat:
šytǝlplāt (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
IJzeren plaat van ongeveer 1 meter lengte die aan de zijkanten omgebogen is. De bak is onderdeel van de schudgoot en wordt samen met de andere platen van de schudgoot door een motor opgeheven. Door de zwaartekracht, een andere motor, of een tegencilinder wordt de opgeheven bak in zijn oorspronkelijke toestand teruggebracht. Aldus ontstaat een schuddende beweging. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Schudgoot. [monogr.; N 95, 612; Vwo 76; Vwo 343]
II-5
|
30415 |
trap met schalmgat |
rechte trap met in het midden een halve wendelslag:
rēǝtǝ trap met˱ en ǝt medǝ ęnǝ hǫavǝ weŋǝlšlāx (Q121c Bleijerheide)
|
Trap die een halve of hele wenteling maakt om een denkbeeldige spil, het schalmgat. Onder het schalmgat verstaat men een langwerpige opening die gevormd wordt door de binnenboom van een trap. Zie ook afb. 69g. [N 55, 131]
II-9
|
30418 |
trap op keepboom |
trap op keepboom:
trap˱ ǫp kēp˱bō.m (Q121c Bleijerheide)
|
Doorgaans worden bij trappen de treden in de bomen gewerkt. In sommige gevallen wijkt men van deze constructie af en zaagt men de bomen aan de bovenkant zodanig uit dat de treden op de bomen kunnen worden bevestigd. De boom van een dergelijke trap noemt men keepboom. [N 55, 134]
II-9
|