19749 |
tuinhuisje |
laube (d.):
lau̯p (Q121c Bleijerheide)
|
priëel
III-2-1
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
ker’vel (Q121c Bleijerheide)
|
kervel
I-7
|
30188 |
tuinmuur |
vakwerkmuur:
vakwęrǝkm ̇ūr (Q121c Bleijerheide)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
18710 |
tuinwant |
doornhaas:
doorheusje (Q121c Bleijerheide)
|
wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19512 |
tuit |
snuit:
sjnüüts (Q121c Bleijerheide)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20746 |
tulband |
radong:
soort taart
radong’ (Q121c Bleijerheide)
|
tulband
III-2-3
|
28810 |
tule |
tule:
tyl (Q121c Bleijerheide)
|
Doorzichtig garenweefsel met fijne mazen, met of zonder patroon. [N 62, 82; N 62, 81b; N 59, 201; Gi 1.IV, 57; MW; monogr.]
II-7
|
20036 |
tulp |
tulp:
toelp (Q121c Bleijerheide)
|
tulp
III-2-1
|
27959 |
tunnelondersteuning |
tunnelbouw:
tunǝlbǫ.w (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Ondersteuning, bestaande uit twee ongeveer 4 m lange stijlen waarvan de bovenste helft gebogen is met een straal van 1.50 m. De gebogen einden van de stijlen worden met een paar zware lasplaten en bouten aan elkaar verbonden. De tunnelondersteuning wordt toegepast op plaatsen waar de gewone jukondersteuning niet toereikend is. [N 95, 342]
II-5
|
28940 |
tussenbeenlengte - bij broeken |
schredelengte:
šretlęŋdǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b]
II-7
|