28034 |
van boven naar beneden kool delven |
invallend afbouwen:
̇envalǝnt āfbǫwǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia]),
van ovenaf werken:
va oǝvǝnāf werkǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Doorgaans geeft men de voorkeur aan het werken van onder naar boven in een koollaag, omdat dan o.a. het scheppen van de kolen het gemakkelijkst is. Alleen wanneer men daardoor gunstiger ten opzichte van de splijtvlakken komt te zitten of wanneer de helling van de koollaag groter is dan 25 graden, zal men in dalende richting of van boven naar beneden werken (Driessen pag. 158). Dit gebeurt ook, volgens de informant van Q 113, als de laag zeer dik is. [N 95, 520]
II-5
|
34497 |
van de leg afraken |
van het leggen af:
van ǝt lęgǝ āf (Q121c Bleijerheide)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
34489 |
van veren wisselen |
muiten:
mūtǝ (Q121c Bleijerheide)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
31872 |
vandiktebank |
vlak-en-vandiktebank:
vlak˱ ɛn vandektǝbaŋk (Q121c Bleijerheide)
|
Schaafmachine waarmee hout aan twee kanten tegelijk van dikte geschaafd kan worden. Zie ook het volgende lemma en afb. 54. [N 53, 85c; monogr.]
II-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vangə (Q121c Bleijerheide),
và:ngə (Q121c Bleijerheide)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
28252 |
vangwerk |
gerüstvang:
jǝrøsva.ŋ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
vangklauwen:
vaŋklawǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia])
|
Inrichting aan de liftkooi die dient om bij kabelbreuk het neerstorten van de kooi te verhinderen. [N 95, 91; monogr.]
II-5
|
34297 |
varken |
varken:
vɛrkǝ (Q121c Bleijerheide),
vɛrǝkǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34298 |
varken (bijzondere namen) |
kuus:
kyš (Q121c Bleijerheide),
kütte:
kytǝ (Q121c Bleijerheide)
|
In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld]
I-12
|
20646 |
varkensvet |
schmalz (du.):
sjmalts (Q121c Bleijerheide)
|
reuzel
III-2-3
|
30297 |
vast raam |
glasvenster:
jlās˲venstǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Vensterraam dat niet kan worden geopend. [N 55, 38]
II-9
|