19179 |
verstandig |
gescheit (du.):
jesjeid’ (Q121c Bleijerheide),
vernnftich (du.):
vernunf’tieg (Q121c Bleijerheide),
verstandig:
versjten’dieg (Q121c Bleijerheide)
|
verstandig || verstandig, serieus
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
oogtand:
auwzank (Q121c Bleijerheide),
wijsheidstand:
Weisheitszahn (Q121c Bleijerheide)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32057 |
verstek |
verstekhoek:
vǝrštɛkhuk (Q121c Bleijerheide)
|
Hoekverbinding waarbij de uiteinden van de twee delen onder een hoek van 450 tegen elkaar staan. Daardoor is op de buitenhoek geen kopshout zichtbaar. Zie ook afb. 143. [N 53, 203a; monogr.]
II-12
|
32010 |
verstekbak |
gehrungslade:
jīruŋslā (Q121c Bleijerheide)
|
Gootvormig houten gereedschap met schuine zaagsneden in de twee opstaande kanten, dat dient om het daarin geplaatste werkstuk in verstek te zagen. Als zaag wordt daarbij meestal een kapzaag gebruikt. Zie ook afb. 117. [N 53, 214a; monogr.]
II-12
|
32012 |
verstekblokje |
gehrungsblokje:
jīruŋs˱blø̜ksjǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Werktuig, bestaande uit twee trapeziumvormige plankjes, die met behulp van een bout en vleugelmoer op een plank of lat vastgeklemd kunnen worden. Het verstekblokje wordt gebruikt met samen met een beitel om verstekken te steken. Zie ook afb. 119. Er bestaan verschillende uitvoeringen van het verstekblokje. Soms is het ook samengesteld uit drie plankjes die aan één zijde in verstek zijn afgezaagd. Volgens de respondent uit Leopoldsburg (K 317) was het verstekhoekje van metaal en diende het om verstekken af te schrijven. [N 53, 214c]
II-12
|
29941 |
verstekhaak |
gerongshaak:
jēruŋshǫak (Q121c Bleijerheide),
verstekhaak:
vǝrštɛkhǫak (Q121c Bleijerheide)
|
Een winkelhaak waarvan de benen onderling een hoek van 450 vormen. De verstekhaak wordt gebruikt om versteklijnen af te tekenen en om te controleren op haaksheid. Zie ook afb. 104 en het lemma ɛverstekhaakɛ in Wld II.9, pag. 10-11 en Wld II.11, pag. 57.' [N 53, 188; N E, 18a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. Zie ook afb. 3. [N 30, 13b; monogr.]
II-12, II-9
|
32060 |
verstekken |
in verstek werken:
e vǝrštɛk werkǝ (Q121c Bleijerheide),
op gehrung snijden:
op jīruŋ šnijǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het werkstuk in verstek brengen. [N 53, 203b]
II-12
|
32018 |
verstekklem |
lijstenklammer:
līstǝklamǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Werktuig om in verstek bewerkte hoeken van lijsten na het lijmen vast te klemmen. Zie ook afb. 123. [N 53, 220b-c]
II-12
|
32011 |
verstekschaafblok |
stootblok:
štūǝs˱blǫk (Q121c Bleijerheide)
|
Werktuig in de vorm van een langwerpig blok waarop twee driehoekige blokjes zijn bevestigd, waartussen het te bewerken stuk hout vastgeklemd kan worden. In de verstekschaafblok vastgezette werkstukken kunnen langs de schuine zijde van het blok in verstek geschaafd worden. Zie ook afb. 118. [N 53, 214b; monogr.]
II-12
|
32059 |
verstekverbinding met vaste pen |
gehrung met tap:
jīruŋ met tsap (Q121c Bleijerheide)
|
Houtverbinding, waarbij de delen met behulp van pen en gat aan elkaar bevestigd worden. Zie ook afb. 145. Deze verbinding is steviger dan een gewoon verstek. [N 54, 57a]
II-12
|