e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verwaarlozen vernachlssigen (du.): vernao’lieësieje (Bleijerheide) verwaarlozen III-1-4
verwarmen, stoken heizen (d.): hai̯tsə (Bleijerheide) verwarmen, stoken III-2-1
verwelkt verlepst: verlepsjd’ (Bleijerheide), verplakt: verplakd’ (Bleijerheide) verlept || verwelkt III-4-3
verzinken indrijven: edrīvǝ (Bleijerheide) Een spijkerkop met behulp van een drevel tot beneden het oppervlak van het hout indrijven. [N 54, 139a] II-9
verzolen verzolen: vǝrzuǝlǝ (Bleijerheide) Het van nieuwe zolen voorzien van de schoenen. [N 60, 232b] II-10
verzopen mortel verzopen: vǝrzǭfǝ (Bleijerheide) Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
verzuimdienst bommelschicht: bu.mǝlšix (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), uitgevallen schicht: ūsjǝvalǝ šix (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), verzuimschicht: vǝrzumšix (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]) Het zonder voorkennis, verlof of andere geldige redenen van het werk wegblijven. Dit willekeurig verzuim heeft na drie achtereenvolgende keren in de meeste gevallen ontslag op staande voet tot gevolg (Van der Maar). [N 95, 915; N 95, 916; monogr.; Vwo 57; Vwo 149; Vwo 822; div.] II-5
vest kamizool (<fr.): kammezoal (Bleijerheide), ’t kammezoal (Bleijerheide), vest: wes (Bleijerheide) herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || het vest [N 59 (1973)] III-1-3
vestenmaker vestenmaker: vɛstǝmāxǝr (Bleijerheide) Kleermaker die vooral vesten maakt. De woordtypen jassenmaker, jasmaker, confectioneur en stukwerker duiden erop dat deze persoon niet enkel vesten maakt. [N 59, 195a] II-7
vestzakje vestentasje: weste-tääsje (Bleijerheide), het zijn er meestal drie  veste täsje (Bleijerheide) het zakje in het vest [N 59 (1973)] || vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3