| 19477 |
walm |
kwalm:
kwalm (Q121c Bleijerheide)
|
walm
III-2-1
|
| 19475 |
walmen |
kwalmen:
kwalmə (Q121c Bleijerheide)
|
walmen
III-2-1
|
| 20979 |
walnoot |
boomnoot:
boom’noos (Q121c Bleijerheide),
dikke noot:
dikke neus (Q121c Bleijerheide),
dikke neus (mv.)
dikke noos (Q121c Bleijerheide)
|
walnoot || walnoten
III-2-3
|
| 24346 |
wandluis |
wandluis:
wank‧loes (Q121c Bleijerheide),
wants:
wants (Q121c Bleijerheide),
idiosyncr.
wants (Q121c Bleijerheide),
idiosyncr. meervoud
wantse (Q121c Bleijerheide)
|
wandluis || wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 25674 |
wanmolen |
wanmolen:
wanmyǝ.lǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De wanmolen is een toestel waarbij wind wordt verwekt door schoepen of vleugels die door middel van een draaiijzer in beweging worden gebracht. Die wind blaast tegen een schuingeplaatst rooster, waarboven een trechter is geplaatst. Door deze trechter loopt het nog met kaf en graanafval vermengde graan langzaam op het rooster. Door de wind waait het afval weg; het graan glijdt naar beneden, komt dan, tenminste bij rogge en tarwe, nogmaals op een daaronder geplaatst rooster, waarover nogmaals wind waait en komt tenslotte terecht in een vat waarmee de maat werd bepaald (zie de aflevering over de molenaarsterminologie, WLD II,3), of, bij latere uitvoeringen, via een schuif in zakken. Wanneer het type kafmolen naast het type wanmolen in één plaats voorkomt, dan duidt het eerste doorgaans de ouderwetse wanmolen zonder zandzeef aan.Vanwege het helse kabaal dat de wanmolen maakte, werd deze wel duivel of duivelmolen genoemd. In L 320a merkt de zegsman dan ook op dat de ruimte waarin de wanmolen draait wel de hel wordt genoemd. Zie afbeelding 14. [N 14, 40a, 40b en 40c; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 49; R 3, 64]
I-4
|
| 33140 |
wannen met de wanmolen |
malen:
mālǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het werken met de wanmolen. Zie voor de fonetische documentatie van [wannen] het lemma ''wannen met de wan'' (6.3.1) en zie ook de toelichting bij dat lemma. [N 14, 39; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
| 18268 |
want |
haas zonder vingers:
wante
heusje zonger vingere (Q121c Bleijerheide)
|
wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 19717 |
was |
was:
wɛ̄š (Q121c Bleijerheide)
|
was
III-2-1
|
| 19714 |
wasbord |
roebbelsbred:
rubəls˂brɛt (Q121c Bleijerheide),
wasbred:
wɛ̄š˂brɛt (Q121c Bleijerheide)
|
wasbord
III-2-1
|
| 23597 |
wasdraad |
wasdraad:
wasdroat (Q121c Bleijerheide)
|
Een draad die ingewreven is met was. Het is een draad om te naaien, op dezelfde manier vervaardigd als een pekdraad, behalve dat men de draad inwrijft met was in plaats van met pek; deze draad is bedoeld voor schoenen met lichte zolen; de opliggende steken poetst men naderhand geel met kurkuma (Liedmeier, pag. 28). [N 60, 195c; N 60, 238b]
II-10
|