e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boord [wld ii.10, p. 37] boord: board (Bleijerheide) De rand van de hak, grenzend aan het overleer (het achterom, de boord?) [N 60 (1973)] III-1-3
boordband lint: lint (Bleijerheide) Het lint of de band waarmee men boordt. Boordband is geweven, niet rekkende naadband, gemaakt van katoen, zijde of synthetisch materiaal in een breedte van 1 cm (Het Beste Naaiboek, pag. 16). [N 62, 58a; N 59, 41; N 62, 58b; N 62, 58c; MW] II-7
boordenknoopje hemdsknoopje: hemmelsknőőfje (Bleijerheide), kragenknoopje: krageknőőfje (Bleijerheide) boordeknoopje [N 23 (1964)] III-1-3
boorhamer boorhamer: boǝrhamǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), bōrhamǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Door perslucht aangedreven machine waarmee gaten in het gesteente kunnen worden geboord. De werking berust op een slaande en een draaiende beweging. Volgens Defoin en Vanwonterghem wordt de term "boorhamer" ook gebruikt voor de meer moderne versie van dit toestel: "Bij vroegere boorhamers onderging het boorijzer een stootsgewijs draaiende beweging. De thans gebruikte rotatieve boortoestellen waarbij het boorijzer ononderbroken zonder slagen draait, noemt men ook boorhamers" (Vanwonterghem pag. 72). [N 95, 809; monogr.; Vwo 159; Vwo 162] II-5
boorhamer met waterspoeling boorhamer met spoelkop: bōǝrhamǝr met špø̄lkǫp (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), holboorhamer: hǫ.lbōrhamǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Boorhamer met waterspoeling. Deze maakt het mogelijk om tijdens het boren via een holle boor water in het boorgat te spuiten. [N 95, 779; monogr.] II-5
boorijzer boor: bǫar (Bleijerheide) Werktuig om ronde gaten te maken in hout of metaal, bestaande uit een metalen staaf met snijdende delen. Het boorijzer wordt bevestigd in een handvat, een booromslag of in de kop van een boormachine. [N 53, 160a; N 53, 161b; monogr.] II-12
boorkop boorbeitel: boǝrbēsǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), bōrbēsǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), boorkop: boǝrkǫp (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), bōrkǫp (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), boorkroon: boǝrkruǝn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), bōrkruǝn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kroon: kruǝn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het uiteinde van de boorstang dat voorzien is van een hardmetalen snede. De boorkop wordt op de boorstang geschroefd of gestoken of kan met de boorstang uit één stuk vervaardigd zijn, de zogeheten monobloc-boorstang. Voordeel van een losse boorkop was volgens een invuller uit Q 121 dat dan niet de gehele boor, die soms wel 3 m lang was, naar de bovengrond getransporteerd hoefde te worden. [N 95, 813; monogr.] II-5
boormachine langlokboormachine: laŋklǭx˱bǫarmašiŋ (Bleijerheide) In het algemeen een, al dan niet verplaatsbaar, werktuig dat met behulp van handkracht of een andere aandrijfkracht in beweging wordt gezet en dient om gaten te boren. Dit lemma bevat onder A een aantal algemene benamingen voor de boormachine, terwijl onder B, C en D een aantal meer specifieke boormachines zijn opgenomen. [N 53, 176] II-12
booromslag boordrouw: bǫardraw (Bleijerheide), boorwinde: bǫarweŋ (Bleijerheide) Een C-vormige houten of metalen kruk waarmee bij de omslagboor een draaiende beweging aan het boorijzer wordt gegeven. Aan de bovenzijde is een leunknop aangebracht waarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk kan uitoefenen op het boorijzer. Zie ook afb. 81 en het lemma ɛbooromslagɛ in Wld II.11, pag. 84. De omslagboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De klompenmaker boort er bijvoorbeeld koppelgaatjes mee in klompen. Zie voor de woordtypen boordrouw en borendrouw uit respectievelijk Kerkrade e.o. (Q 121) en Montzen (Q 253) ook RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄.' [N 33, 133; N 53, 161a; N 97, 110a; A 29a, 14a-14b; monogr.] II-12
boorplatform beun: bȳn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), boorbeun: boǝrbȳn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Een op schragen gesteld platform dat het mogelijk maakt hoog gelegen boorgaten te maken. [N 95, 816] II-5