e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broek met split gulpenboks: julpe-box (Bleijerheide) een broek met een slip aan de voorkant [N 59 (1973)] III-1-3
broek: algemeen boks: boks (Bleijerheide), hij heald de box op met euge leere riem (Bleijerheide) broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekbies boksbies: boksbīs (Bleijerheide) De achterbies welke naar onderen breed uitloopt en die de onderkant van de hiel, onmiddellijk boven de hak, aan beide zijden bedekt (Liedmeier, pag. 5). [N 60, 19] II-10
broekbies [wld ii.10, p. 26] boksbies: boksbies (Bleijerheide) Bij sommige bottines liep de achterbies naar onderen breed uit en bedekte a.h.w. de hele hiel. Hoe noemde men deze bies (broek) Zie tek. 206b [N 60 (1973)] III-1-3
broekenmaker boksmaker: boksmāxǝr (Bleijerheide) Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b] II-7
broekkettingen hinderhaamsketten: heŋǝrhāmskętǝ (Bleijerheide), hinderklinken: heŋǝrkleŋkǝ (Bleijerheide) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekland, moeras moeras: Opm. v.d. invuller: de ø haast niet uitgesproken.  mŏras (Bleijerheide), ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.  moeras (Bleijerheide) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broekspijp boksenpijp: bokse-piefe (Bleijerheide), boxepīēf (Bleijerheide), bokspijp: box-pīēpe (Bleijerheide) de pijpen van de broek [N 59 (1973)] || Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)] || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem buikriem: boech-reem (Bleijerheide), riem: hij heald de bog op met euge leere riem (Bleijerheide) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekzak achter hintertas: hinger-täsj (Bleijerheide), vottentas: votte-taasj (Bleijerheide) de achterzak [N 59 (1973)] || zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3