e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broodkar broodswagen: bruǝtswān (Bleijerheide) Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.] II-1
broodmes broodmes: broeëd-mets (Bleijerheide), brūətmɛts (Bleijerheide) broodmes || mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodoven bakoven: bakōvǝnt (Bleijerheide) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1
broodpap broodpap: broeëd-pap (Bleijerheide), weggenbrij: ¯t rent nit al daag weg¯kebrij: het is niet alle dagen kermis  weg’kebrij (Bleijerheide) Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] || wittebroodpap III-2-3
broodpop weggenman: weggeman (Bleijerheide), Verklw. wegkemesje Mit nui-joar kroge vier inne weg¯keman  weg’keman (Bleijerheide) gebak van wittebrood in de vorm van een mannetje || Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)] III-2-3
broodrek stabel: štābǝl (Bleijerheide) De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53] II-1
bros pinbroche: penbroaš (Bleijerheide) De grove, rechte els die men hanteert bij het doornaaien of die men gebruikt om gaatjes te slaan voor de houten pennen. Aras (II, pag. 186) zegt hierover: "De pennenbros moet dunner zijn dan de houten pennen, omdat deze in de voorgestoken gaatjes goed zouden geprangd zitten, want hiervan hangt geheel de sterkte van het met hout gepende werk af. Ook moet de pennenbros iets korter zijn dan de houten pennen." Zie afb. 6. [N 60, 180] II-10
brossen beslaan: bǝšloa (Bleijerheide) Het met brospinnen beslaan van de achterlap. [N 60, 200f] II-10
brugijzer brug: brøk (Bleijerheide) Werktuig dat dient om leien op maat of volgens profiel af te kappen. De uitstekende punt van het brugijzer wordt in het dakbeschot geslagen waarna de lei op de scherpe bovenkant wordt gelegd en met de hamer wordt afgekapt. Zie ook afb. 82. [N 64, 158b] II-9
bruid bruid: broet (Bleijerheide) bruid III-2-2