18521 |
colbert met één rij knopen |
eenrijenanzug (<du.):
anzug
ee-reiije antsochj (Q121c Bleijerheide)
|
een colbert met een rij knopen [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18518 |
colbertjasje |
anzug (du.):
antsoch (Q121c Bleijerheide),
rok:
rok (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || het colbert [N 59 (1973)]
III-1-3
|
31453 |
combinatietang |
combinatietang:
kǫmbināsitsaŋ (Q121c Bleijerheide),
montagetang:
mǫntāš-tsaŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Tang waarbij de gebruiksmogelijkheden van vasthouden, buigen en knippen van metaal gecombineerd zijn. De bekken van deze tang zijn voorzien van een getand plat deel en een rond gedeelte met tanden. Het onderste gedeelte van de bekken is als zijkniptang uitgevoerd. Aan weerszijden van het scharnier van de tang bevinden zich draadknippers. Zie ook afb. 149. [N 33, 166; N 64, 47c; monogr.] || Tang waarbij de gebruiksmogelijkheden van vasthouden, buigen en knippen van metaal gecombineerd zijn. De bekken van deze tang zijn voorzien van een getand plat deel en een rond gedeelte met tanden. Het onderste gedeelte van de bekken is als zijkniptang uitgevoerd. Aan weerszijden van het scharnier van de tang bevinden zich draadknippers. Zie ook het lemma ɛcombinatietangɛ in Wld II.11, pag. 94-95.' [N 53, 143]
II-11, II-12
|
19823 |
commode, ladenkast |
commode:
koͅmūət (Q121c Bleijerheide)
|
commode
III-2-1
|
20747 |
communietaart |
koek:
koch (Q121c Bleijerheide)
|
Hoog pronkgebak, opgebouwd uit roombolletjes, soesjes, of schuimpjes, met bovenop een suikeren beeldje, speciaal voor communiefeesten (opzat, opzats?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
27693 |
compressorhuis |
compressorhuis:
kǫmprɛsǝrhūs (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
preslofthal:
prɛslofhal (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia])
|
Plaats waar de compressoren staan die worden gebruikt voor het samenpersen van lucht. Volgens de informant uit Q 21 lagen in dit gebouw compressoren die met gas werden aangedreven, vandaar de naam "gascentrale". [N 95, 22]
II-5
|
32119 |
contraprofiel |
conterprofiel:
kǫntǝrprofil (Q121c Bleijerheide)
|
Het spiegelbeeld van het profiel van een lijst. [N 55, 162]
II-12
|
30088 |
contrefort |
colonne:
kǫlǫn (Q121c Bleijerheide),
pijler:
fęjlǝr (Q121c Bleijerheide),
versterking:
vǝrštɛrkuŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Vooruitspringende steunbeer of schraagpijler om het muurwerk te verstevigen en om eventuele druk van de tegengestelde kant, bijvoorbeeld veroorzaakt door de aanwezigheid van gewelven, weerstand te bieden. Zie ook afb. 31. In L 271 kende men steunberen die recht, schuin en trapsgewijze waren uitgevoerd. [N 31, 49; monogr.]
II-9
|
27629 |
controlepenning |
dagmark:
dāxmark (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Wilhelmina]),
mark:
mark (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau IV]),
nachtschichtmark:
nātšixmark (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
namiddagmark:
nǫmǝdāxmark (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
schichtmark:
šixmark (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
De metalen penning met het nummer van de ondergrondse arbeider. Aan de hand van de penning kon gecontroleerd worden welke mijnwerkers aanwezig waren. De meeste mijnen hadden een systeem waarbij voor iedere dienst een aparte penning werd gebruikt. Zo vermelden de invullers uit L 374, L 433 en Q 15 voor de Nederlandse staatsmijn Maurits dat men voor de nachtdienst een vierkante, voor de dagdienst een ronde en voor de middagdienst een driehoekige penning kende. Op de partikuliere mijnen in Nederland en in de Belgische mijnen werd een identiek systeem toegepast, waarbij alleen de vorm van de penning verschilde. De respondent uit Q 111 merkt op dat in de mijnen Oranje-Nassau I, II en IV bij ziekte de penning op het penningenbord werd bedekt met een ronde, groene penning. Bij drie achtereenvolgende dagen willekeurig verzuim ("bommelschicht") werd de penning afgedekt met een ronde, rode penning. Met een wit plaatje werd het nummer op het nummerbord bedekt als de penning na de dienst niet was ingeleverd. Uit de opmerkingen van de zegslieden uit L 417en L 422 voor respektievelijk de mijnen in Zwartberg, Waterschei en Eisden blijkt dat men daar de verschillende beroepsgroepen aan hun nummer kon herkennen. De opgave "kaartje" voor de mijn in Winterslag is een volksetymologische verbastering van het Wilhelminaalse catchèt. [N 95, 46; N 95, 45; Vwo 221; Vwo 252; Vwo 505; Vwo 547; monogr.]
II-5
|
28069 |
controleren door de opzichter |
(de) post bevaren:
dǝr pǫs bǝvārǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
bevaren:
bǝvārǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
de posten bevaren:
dǝ pø̜s bǝvā̄rǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Het controleren door de opzichter van de schacht of de afdeling, zijnde de pijler met toe- en afvoerwegen. Het "voorvaren" geschiedde volgens de invuller uit Q 121 meestal op zondag. [N 95, 130; monogr.]
II-5
|