31861 |
de schaaf fijner afstellen |
fijner zetten:
fiŋǝr zɛtsǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De schaafbeitel minder ver door de zool laten uitsteken, zodat er bij het schaven minder hout wordt weggehaald. [N 53, 111c]
II-12
|
31860 |
de schaaf grover afstellen |
grover zetten:
jrōvǝr zɛtsǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De schaafbeitel verder door de zool laten uitsteken, zodat er bij het schaven meer hout wordt weggehaald. [N 53, 111b]
II-12
|
31898 |
de scherpe kanten afschuren |
kanten breken:
kantǝ brɛ̄xǝ (Q121c Bleijerheide),
ronden:
røŋǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De scherpe kanten van bijvoorbeeld een plank door schuren afronden. Daardoor kan men zich minder snel aan het hout bezeren en is er een kleinere kans op beschadigingen. [N 53, 155d; N 53, 237d]
II-12
|
25381 |
de slokdarm afsluiten |
afbinden:
afbinden (Q121c Bleijerheide)
|
Om te verhinderen dat de inhoud van maag en slokdarm het vlees verontreinigt, legt men meestal een knoop in de slokdarm. Omdat een knoop gemakkelijk uit de glibberige slokdarm glijdt, laat men er vaak het uiteinde van de dikke en vrij stugge luchtpijp aan vastzitten. Als men nu de knoop in de slokdarm legt, wordt terugglijden voorkomen door het stuk luchtpijp: dit kan immers niet door de lussen van de knoop glijden, omdat het daarvoor te groot en te weinig buigzaam is. Men sluit de slokdarm ook wel af door er een doek of iets dergelijks in te duwen of een touwtje rond het einde ervan te binden. Voor de slacht krijgt het dier ongeveer anderhalve dag geen voer om te voorkomen dat de maag en darmen te vol met vuil zijn. [N 28, 77]
II-1
|
27799 |
de snoeren belichten |
de loden beluchten:
dǝ luǝdǝ bǝlyǝtǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma]),
snoeren aanluchten:
šnø̄ǝr ālyǝtǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
snoeren beluchten:
šnø̄ǝr bǝlyǝtǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Met name het tweede richtingssnoer belichten. Zie verder de toelichting bij het lemma Langs De Snoeren Kijken. [N 95, 852]
II-5
|
30966 |
de steek doortrekken |
te licht steken:
tsǝ liǝt štɛxǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Bij het klieven door het leerwerk heen steken. [N 60, 60]
II-10
|
27889 |
de steenhoop laden |
het front ruimen:
ǝt frǫnt rymǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
laden:
lānǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
opruimen:
oprymǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
reinscheppen:
rɛŋšøpǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
stenen ruimen:
šteŋ rymǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
vorenweer snakzetten:
vȳǝrǝwēǝr šnakzɛtsǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
De losgeschoten stenen al dan niet mechanisch laden. [N 95, 453; monogr.]
II-5
|
27888 |
de stok schieten |
(de) stok schieten:
štǫk šesǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Bij de aanleg van een galerij het gesteente met behulp van springstof verwijderen om op deze wijze voldoende galerijhoogte te verkrijgen. Deze handeling vindt plaats nadat de koollaag ter breedte van de galerij en over voldoende diepte is weggenomen (zie ook het lemma De Stok Vrijmaken). [N 95, 430; N 95, 435]
II-5
|
27825 |
de stok vrijmaken |
(de) stok vrijmaken:
dǝr štǫk vręjmāxǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
(het) flöz afwerken:
flø̜ts āfwerkǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
het stuk deruit houwen:
ǝt štøk drūs hǫwǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
De steenkool ter breedte van de galerij en over voldoende diepte wegnemen. De invuller uit Q 33 merkt daarover op dat men deze term op de mijn Emma tot ongeveer 1958 gebruikte. [N 95, 392; monogr.]
II-5
|
19859 |
de tafel dekken |
de dis dekken:
dər døš dɛkə (Q121c Bleijerheide)
|
de tafel dekken
III-2-1
|