28121 |
de tap maken |
(de) tap aanzetten:
dǝr tap āzɛtsǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
De tap aanbrengen in het op te vullen pand. De invuller uit Q 15 schrijft daarover dat men op de mijn Maurits in de voet van de pijler de bekleding, in dit geval steenknuppels, aanbracht. Daarover spande men keergaas of soms jute doek, terwijl men later enkele lagen draad met papier aanbracht. Vervolgens werd met de hand ongeveer één meter van het pand met stenen en morskolen opgevuld, waarna het blazend opvullen kon beginnen. In pijlers met een houten ondersteuning werd het doek met het opvullen mee op de stijlen gespijkerd. Bij pijlers met ijzeren tappen moest het ijzer geroofd worden, maar daar plaatste men om de twee a drie meter een houten stijl om het doek te bevestigen. Wanneer men tot boven in de pijler was gekomen, was de pijler opgevuld. De laatste meter werd meestal weer met de hand opgevuld. Daarna schepte men de morssteen weg en bekleedde men de wanden met steenknuppels. [N 95, 566; N 95, 563]
II-5
|
30384 |
de trap afschrijven |
afschrijven:
āfšrīvǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Bij een rechte steektrap met behulp van een zwaaihaak of afschrijfmal de treden op de bomen afschrijven. Zie ook de lemmata 'Rechte streektrap' en 'Afschrijfmal'. [N 55, 93; N 55, 94a-b]
II-9
|
30402 |
de trede inpassen |
de trede inpassen:
dǝr tret˱ enpasǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De trede in het nest inpassen. [N 55, 115]
II-9
|
22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
look:
look (Q121c Bleijerheide),
[Vgl. oor voor oog?]
lōͅr (Q121c Bleijerheide),
rug:
ruk (Q121c Bleijerheide),
røͅk (Q121c Bleijerheide),
trier:
trieer (Q121c Bleijerheide),
trīr (Q121c Bleijerheide),
wap:
wap (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide)
|
De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)]
III-3-2
|
19640 |
de was blauwen |
blauwen:
bløͅi̯ə (Q121c Bleijerheide)
|
blauwselwater opspoelen
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
blēxə (Q121c Bleijerheide)
|
bleken (van was)
III-2-1
|
19716 |
de was doen |
wassen:
wɛ̄šə (Q121c Bleijerheide)
|
wassen
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
invochten:
evøxtə (Q121c Bleijerheide),
natten:
nɛtsə (Q121c Bleijerheide)
|
invochten (voor het strijken)
III-2-1
|
19440 |
de was mangelen |
de was wringen:
də wɛ̄š vreŋə (Q121c Bleijerheide),
mangelen:
maŋələ (Q121c Bleijerheide)
|
de was wringen || mangelen
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
uitslodderen:
ūsšloͅdərə (Q121c Bleijerheide)
|
de was uitspoelen
III-2-1
|