17856 |
draaien |
draaien:
drīēəne (Q121c Bleijerheide),
dríənə (Q121c Bleijerheide)
|
draaien [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
34255 |
draaiende karnton |
bottervat:
[botter]vās (Q121c Bleijerheide)
|
De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.]
I-11
|
33727 |
draaihek |
stegel:
stijǝl (Q121c Bleijerheide)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
30294 |
draaikant |
aanslagzijde:
āšlāx˲zi (Q121c Bleijerheide)
|
De zijde van de deur waar de scharnieren zitten. [N 55, 34a]
II-9
|
28339 |
draaiplaats |
draaiplaat:
driǝnplāt (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia]),
draaiplaats:
driǝnplātš (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
platenbeun:
plātǝbȳn (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden]),
platenvloer:
plātǝvluǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Een ijzeren plaat, al dan niet vastliggend, waar de mijnwagens op worden gedraaid. [N 95, 695; monogr.; Vwo 766]
II-5
|
30312 |
draairaam |
draaivenster:
driǝnvenster (Q121c Bleijerheide)
|
Openslaand raam waarvan de scharnieren op de zijkant van het draaiend deel geplaatst worden zodat het om een verticale as draait. [N 55, 40a]
II-9
|
30356 |
draaiwervel |
houteren draaiwervel:
hōtsǝrǝ driǝnwelvǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Handvat met houten pen, die door een gat in de stijl van de deur gestoken wordt. Aan de binnenzijde van de deur is op de pen een houten wervel bevestigd. Dit soort sluiting wordt doorgaans alleen bij kast- of bedsteedeuren aangetroffen. [N 54, 99; monogr.]
II-9
|
31771 |
draaizaag, keerzaag |
schweifzeeg:
šwęjf˲zē̜ǝx (Q121c Bleijerheide)
|
Spanzaag die wordt gebruikt om langs kromme en gebogen lijnen te zagen. Het zaagblad is draaibaar in het raam bevestigd en aan één uiteinde voorzien van een handgreep. Het zaagblad is ongeveer 60 tot 70 cm lang en 5 tot 10 mm breed. Zie ook afb. 20. [N 53, 7; N 53, 8i-j; monogr.]
II-12
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
vamen:
väem (Q121c Bleijerheide)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
drāājə (Q121c Bleijerheide),
drá:gə (Q121c Bleijerheide)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|