20145 |
een blauwtje lopen |
een blauwtje gelopen:
een blauwtje gelaupe (L269p Blerick)
|
een andere benaming voor: hij heeft een blauwtje gelopen. Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: --. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? (bv. hij heeft een blonde gelopen, een blauwe scheen krijgen, enz) [DC 52 (1977)]
III-2-2
|
20505 |
een borrel drinken |
proeven:
prēūve (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən bo̝təram smē̝ͅrə (L269p Blerick)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
cadeau (fr.) geven:
kedo gaeve (L269p Blerick)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
34490 |
een dag overslaan bij het leggen |
overslaan met leggen:
ø̄vǝrslǭn męt lęgǝ (L269p Blerick)
|
[N 19, 36]
I-12
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜i̯ (L269p Blerick)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
(de) schaal deraf doen:
dǝ sxāl dǝrāf dōn (L269p Blerick),
oplepelen:
oplē̜pǝlǝ (L269p Blerick),
schellen:
sxęlǝ (L269p Blerick),
sxɛlǝ (L269p Blerick)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
34534 |
een ei schouwen |
doorzien:
dōrzēn (L269p Blerick),
schouwen:
sxǫu̯ǝ (L269p Blerick)
|
Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56]
I-12
|
34523 |
een haan snijden |
snijden:
snii̯ǝ (L269p Blerick)
|
Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.]
I-12
|
20131 |
een hond vleien |
feesten:
fièste (L269p Blerick)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|