17985 |
epidemie |
epidemie:
epidemie (L269p Blerick),
ziekte die heerst:
de zīēkte hiers (L269p Blerick)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22433 |
ereboog |
ereboog:
ierebaog (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33610 |
erf |
erf:
ɛrəf (L269p Blerick),
plaats:
plāts (L269p Blerick),
toeplaats:
tuplāts (L269p Blerick)
|
I-7
|
33641 |
erf en omliggende landerijen |
het gans gedoe:
ǝt gans gǝdu (L269p Blerick)
|
De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23]
I-8
|
20217 |
erfenis |
erfenis:
erfenis (L269p Blerick)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
erfgenaam (L269p Blerick)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21744 |
ertussenuit knijpen (vgl. wbd) |
stiekem ertussenuit gaan:
stiekum der tössenōēt gaon (L269p Blerick)
|
zonder verlof zijn post verlaten [poffen, op de pof gaan, op zijn smoel afkomen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrǝt (L269p Blerick)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
33579 |
erwten- of bonenranken |
ranken:
rend (L269p Blerick),
reng (L269p Blerick),
wingerd:
wingerd (L269p Blerick)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24729 |
esdoorn |
es:
’ne es (L269p Blerick)
|
De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)]
III-4-3
|