19249 |
gedachtenis |
nagedachte:
noagedachte (L269p Blerick)
|
nagedachte [SGV (1914)]
III-1-4
|
32250 |
gedraaid hout |
winds hout:
wins hǫlt (L269p Blerick)
|
Hout waarvan de draad spiraal- of schroefvormig links of rechts van de as loopt. Gedraaid hout is moeilijk te klieven en levert duigen op die scheef zijn. [N E, 2]
II-12
|
17546 |
gedrongen postuur |
gedrongen:
hae is gedrongen (L269p Blerick),
gedrongen postuur:
heej hêet en gedröngen posteur (L269p Blerick)
|
gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33915 |
gedrukt |
doorgeschuurd:
dōrgǝsxōrt (L269p Blerick)
|
Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b]
I-9
|
19046 |
geduld |
geduld:
Hub nouw toch geduld jong! (L269p Blerick)
|
Hoe zegt men: Heb nou toch geduld, jongen! [N I (1964)]
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
gedwee:
gedwê (L269p Blerick)
|
gedwee [SGV (1914)]
III-1-4
|
24150 |
geelgors |
geelgors:
gelgiers (L269p Blerick)
|
geelgors [Roukens 03 (1937)]
III-4-1
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
geal verf (L269p Blerick),
gele verf (L269p Blerick),
geelzucht:
gêlzuch(t) (L269p Blerick)
|
geelzucht [SGV (1914)] || Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29054 |
geer |
geer:
gē̜jr (L269p Blerick)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|
32746 |
geerakker |
geer:
gī(ǝ)r (L269p Blerick)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|