e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glazig glazerig: glazerig (Blerick), glazerige petat (Blerick) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glazuur glazuur: glazuur (Blerick) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)] III-1-1
glijbaan ritsbaan: ritsbaan (Blerick), roetsjbaan: roetsbaan (Blerick) Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijden slidderen: sliddere (Blerick, ... ), #NAME?  sliddere (Blerick) glijden [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-1-2
glimworm glimworm: glimworm (Blerick), glimwormpje: glimwörmke (Blerick, ... ), gloeiworm: gleujwerm (Blerick), glûej werm (Blerick), lichtworm: leechworm (Blerick) glimworm [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)] III-4-2
gluiperd gluiperd: gluperd (Blerick), loenszak: loenszak (zn.) (Blerick) gluiper [SGV (1914)] || gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] III-1-4
gluiperig gluiperig: gluperig (Blerick), stiekem: stiekem (Blerick) gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] III-1-4
godslamp godslamp: godslamp (Blerick) De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)] III-3-3
goed liggen goed liggen: goed liggen (Blerick), goed zitten: goed zitten (Blerick) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goed uit de weg kunnend (een) vierkantige: vērkɛntegǝ (Blerick) Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d] I-9