33708 |
heizode los- en stukploegen |
dreegbouwen:
dręi̯gbǫu̯wǝ (L269p Blerick)
|
[N 27, 16]
I-8
|
33725 |
hek |
hek:
hęk (L269p Blerick)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
hek:
hɛk (L269p Blerick),
poorts:
pǭrts (L269p Blerick)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19461 |
hek, hekwerk |
hek:
hèk (L269p Blerick),
omheining:
omheining (L269p Blerick),
tuin:
met draad
toên (L269p Blerick)
|
Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)] || hek [SGV (1914)]
III-2-1
|
33770 |
heksenvlechten |
weerborstel:
wē̜rbǫrstǝl (L269p Blerick)
|
Onontwarbaar kluwen in de manen dat ontstaat doordat vele paarden ''s nachts aan een ketting gebonden worden in plaats van aan een lederen riem. Bij het reiken naar de hooiruif en het op en neer bewegen van het hoofd schuift de ketting over de manenstrang, waardoor ruwe manen (heksenvlechten) ontstaan. Het volksgeloof schreef dit vroeger toe aan het werk van boze geesten, die het paard ''s nachts bereden. [N 8, 22; monogr.]
I-9
|
18998 |
helpen |
helpen:
helpe (L269p Blerick)
|
helpen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
he.məl (L269p Blerick),
hemel (L269p Blerick)
|
hemel [RND], [SGV (1914)]
III-3-3
|
24652 |
hemelsleutel |
sint-janskruid:
idiosyncr ?
St. Janskruid (L269p Blerick)
|
Hemelsleutel (sedum telephium: purpureum 10 tot 40 cm hoog. De stengels groeien rechtop of opstijgend; de bladeren groeien tegenoverstaand, eivormig, vlezig en gezaagd; de bloemen groeien in dichte trossen en zijn geel of purperrood. Bloeitijd in juli e [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34474 |
hen met kuikens |
kloek:
kluk (L269p Blerick)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34470 |
hen zonder staart |
bolkip:
bolkip (L269p Blerick)
|
[N 19, 62b; monogr.]
I-12
|