e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
komen komen: kome (Blerick), komən (Blerick) komen [RND], [SGV (1914)] III-1-2
komen kijken naar de slacht kruipuitsketel scharren: karboetskaetel scherre (Blerick), proef: proof (Blerick, ... ) Het gebruik om te komen kijken naar de slacht. [N 88 (1982)] || het komen kijken naar de slacht [VC 26 (1961)] III-3-2
komijnekaas komijnenkaas: Syst. WBD  komijnekiës (Blerick) Komijnekaas (kantert, kemuuniekaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
konijn konijn: knien (Blerick) konijn [SGV (1914)] III-2-1
konijnenhol gang: gank (Blerick), hol: hol (Blerick), pijp: ’n píêp (Blerick) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] III-4-2
konijnenjong konijntje: kninkəs (Blerick) konijn, jongen ve konijn [N 19 (1963)] III-2-1
koning koning: keuning (Blerick), køniŋ (Blerick) koning [RND], [SGV (1914)] III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand stuk: støͅk (Blerick) Koning en vrouw van één kleur in één hand [stuk]. [N 88 (1982)] III-3-2
koning in het kaartspel koning: keuning (Blerick) En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - II. Koning. [DC 52 (1977)] III-3-2
koningin koningin: kø̄negen (Blerick), moer: mōr (Blerick) Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.] II-6