20668 |
koolrabisoep |
reubensoep:
Syst. WBD
reubesoep (L269p Blerick)
|
Rapensoep (reubesop) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24393 |
koolwitje |
koolwitje:
koolwitje (L269p Blerick),
koëlwitje (L269p Blerick),
vlinder:
vlinder (L269p Blerick)
|
koolwitje [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
21898 |
kooplustig |
koopachtig:
kaoupechtig (L269p Blerick)
|
graag kopend, kooplustig [greeg, koopachtig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21400 |
koopwaar |
koopwaar:
kaupwaar (L269p Blerick),
waar:
waar (L269p Blerick)
|
die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)] || waar (goede ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
23216 |
koor |
koor:
koar (L269p Blerick)
|
koor [SGV (1914)]
III-3-3
|
23435 |
koorbank |
koorbank:
koerbank (L269p Blerick)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23434 |
koorgestoelte |
koorbanken:
koerbanke (L269p Blerick)
|
Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23436 |
koorstoel |
koorstoel:
koerstool (L269p Blerick)
|
Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
koors (L269p Blerick),
kô.rs (L269p Blerick)
|
koorts [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
33806 |
koot |
koot:
koǝt (L269p Blerick)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|