e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lood, maat van 10 gram lood: ⁄n loêd (Blerick) de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)] III-4-4
loodzand boszand: boszaŋk (Blerick), loodzand: luǝtzant (Blerick) De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17] I-8
loof blader: blaar v.d. boum (Blerick), blêr (Blerick), loof: louf (Blerick, ... ) bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)] III-4-3
loof van de bieten afplukken bladen: blāi̯ǝ (Blerick) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
looi looi: lōj (Blerick) Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m] II-10
looien looien: loǝjǝ (Blerick) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loon loon: loën (Blerick) loon, wat men verdient [N 21 (1963)] III-3-1
loonbakken huisbakken: hūs bakǝ (Blerick) Het bakken van deeg dat door de mensen bij de bakker wordt gebracht. De bakker krijgt hiervoor een vergoeding. Volgens de informant van L 291 brachten de boeren en burgers hun gemengd deeg naar de bakker. Dit was zeer lastig spul, omdat de samenstelling verschilde en de rijsgraad eveneens. Dikwijls sloeg het in de oven neer. [N 29, 98] II-1
loops bronstig: bry(3)̄stex (Blerick, ... ), loops: løͅi̯ps (Blerick) konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)] III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje loot: loat (Blerick), scheut: scheut (Blerick) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] || loot [SGV (1914)] III-4-3