e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niezen niesten: neeste (Blerick, ... ), niezen: neeze (Blerick), nèèze (Blerick) niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)] III-1-2
nijdnagel nijnagel: nienagel (Blerick), maar deze benaming hoort men practis niet meer gebruiken  nienagel (Blerick) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)] III-1-2
niknak platsje: Syst. WBD  pletskes (Blerick) Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)] III-2-3
niks waard niks waard: wêrd (Blerick) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
nippen een klein slokje drinken: ⁄n klein sluukske drinke (Blerick), nippen: nippe (Blerick) Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)] III-2-3
noemen noemen: neume (Blerick, ... ), nöme (Blerick) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nog in het ei zittend kipje kuiken: kȳkǝ (Blerick) [N 19, 40a] I-12
nog niet uitgerezen deeg kapotgerezen: kǝpotgǝrēzǝ (Blerick) [N 29, 26a; monogr.] II-1
nok vorst: vǫrs (Blerick) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
noodbed, kermisbed kermisbed: kermisbed (Blerick), logeerbed: logeerbed (Blerick) Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)] III-2-1