e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
offerblok offerblok: offerblok (Blerick) Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)] III-3-3
offergeld offergeld: offergeld (Blerick) Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3
ogenblikje, korte tijd, eventjes eventjes: efkes (Blerick, ... ), ogenblikje: augemblikske (Blerick), ougenblikske (Blerick), tijdje: ⁄n tiedje (Blerick) een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
okkernoot noot: neut (Blerick), noot (Blerick), -  noot (Blerick, ... ), walnoot: -  walnoot (Blerick) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot [DC 17 (1949)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7
oksaal koor: koer (Blerick) Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)] III-3-3
oksel oksel: oksel (Blerick, ... ) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
olie olie: oalie (Blerick, ... ), sla-olie: sla-aolie (Blerick) olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] III-2-3
oliebol nonnenvottenbol: Syst. WBD Nonnevotteböl = speciaal Sittards gebak in de vorm van een krakeling wat in Sittard gebakken wordt met vastenavond.  nonnevotteböl (Blerick), oliebol: Syst. WBD  olieböl (Blerick) Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] III-2-3
olieverf olieverf: ǭli[verf] (Blerick) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omarmen omarmen: umerme (Blerick), spannen: spanne (Blerick) omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2