25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
baal:
boal (L269p Blerick),
troep:
⁄n troep (L269p Blerick),
⁄ne troep (L269p Blerick),
warboel:
warboel (L269p Blerick),
zootje:
zoodje (L269p Blerick)
|
boel [SGV (1914)] || een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25565 |
ongeschikt |
te klad:
tǝ klat (L269p Blerick)
|
Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.]
II-1
|
20539 |
onhandig snijden |
lomp snijden:
lomp vleis snieje (L269p Blerick)
|
Hoe noemt U: Op een onhandige manier in het vlees snijden (prossen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33291 |
onkruid, algemeen |
drek:
drɛk (L269p Blerick),
gerij:
grɛi̯ (L269p Blerick),
onkruid:
onkrūt (L269p Blerick),
ontuig:
ontyx (L269p Blerick),
tuig:
tȳx (L269p Blerick)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
20452 |
onkuis |
onzedig:
onzedig (L269p Blerick)
|
onkuis; tot wellust neigend, onzedig [onkuis, wulps, ontuchtig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19267 |
onnozel persoon |
uilskuiken:
uulskuke(n) (L269p Blerick)
|
uilskuiken [SGV (1914)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
allerkinderen:
aldekindere (L269p Blerick),
onnozele-kinderen:
onneuzel kinger (L269p Blerick),
onneuzele kinder (L269p Blerick),
onneuzele kinger (L269p Blerick),
onneuzele kinner (L269p Blerick),
onneuzèle kinder (L269p Blerick),
ónneuzele kindere (L269p Blerick),
óónneuzele kinder (L269p Blerick)
|
De dag waarop de kinderen zich als vader en moeder verkleden (28 december) [oudvaaierkensdag, vaderkensdag, alderkinderen, onnozele kinderen]. [N 88 (1982)] || Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22849 |
onpaar |
omp:
aurp (L269p Blerick)
|
onpaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
33108 |
onregelmatig dorsen |
ongelijk slaan:
ǫngǝlik slǭn (L269p Blerick)
|
Nu eens hard en dan weer zacht slaan. In de vraag was de suggestie opgenomen: "kalfkes maken; met een kuuske en een kalfke dorsen". Voor de fonetische documentatie van de uitdrukking slaghouden, zie het lemma ''maat houden bij het dorsen'' (6.1.3). [N 14, 14a]
I-4
|
20922 |
onrijp |
groen:
greune vruch (L269p Blerick),
onrijp:
onriep freut ête (L269p Blerick)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] || Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|