e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oostindische kers oostindische kers: idiosyncr.  oostindiese kers (Blerick, ... ), stinkertjes: idiosyncr.  stenkerkus (Blerick, ... ) [N 92 (1982)]Oostindische kers (tropaeolum majus nana). De bladeren zijn roodachtig met 5 zeer stompe hoeken, ze zijn iets grijsgroen. De kelk is geel. De kroonbladeren zijn oranje tot lichtgeel, aan hun voet met franje. De onrijpe vruchten worden in azijn ingemaakt, [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
oot puin: -  puinen (Blerick) oot [wilde haver] [DC 30 (1958)] III-4-3
op bedevaart gaan bedevaart gaan: bievaart gaon (Blerick), met de processie meegaan: ps invuller twijfelt over het antwoord!  mèt de precèssie meigaon ? (Blerick), ter bedevaart gaan: ter beijvaart gaon (Blerick), ter bäevert gaon (Blerick), ter bèvaart gaon (Blerick), ter béévaart gaon (Blerick) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3
op de borrel gaan schatten: (naar het gewicht en de dikte van het spek wordt) gǝsxat (Blerick) Voordat een varken geslacht wordt, komen de buren het prijzen in de hoop op een borrel te worden getrakteerd. Ook komt het voor dat dit gebeurt, als het varken gedood is. Soms blijven de inspanningen die men zich voor de borrel moet getroosten beperkt tot wat prijzende woorden, soms helpt men even mee het varken op de grond te trekken of het dier vast te houden, zodat de slachter het de keel kan doorsnijden. [N 28, 4] II-1
op de loop gaan ertussenuit knijpen: dr tössenoëtkniepe (Blerick), op de loop gaan: op de luip gaon (Blerick), oppe luip goan (Blerick) op de loop gaan [SGV (1914)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)] III-1-2
op de markt verkopen slijten: sliëte (Blerick) verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)] III-3-1
op de schouder zitten op de buikas zitten: op den boekas zette (Blerick), op de rug zitten: beej vader op de poekas zitte (Blerick), beej vader op de ruk zitte (Blerick), Vader, wilt geej mich ens op de rök zette  beej vader op de rök zitte (Blerick) rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-2
op de tenen lopen op de tenen lopen: op de tiene laope (Blerick), op de tie͂n laope (Blerick), op de tiênen (Blerick), op de tiëne loupe (Blerick), op eieren lopen: op eier laope (Blerick) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op de vingers fluiten fluiten: fluite (Blerick), fluiten (Blerick) Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)] III-3-2
op een hoop gooien op een hoop schuddelen: ǫp ęi̯nǝn hǫu̯p sxø̜dǝlǝ (Blerick) Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.] I-5