e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op een rij zetten op een rij zetten: op ⁄n rie zette (Blerick) op een rij zetten [hagen] [N 91 (1982)] III-4-4
op een sukkeldrafje lopen op een drafje gaan: ǫp ęi̯n drɛfkǝ gǭn (Blerick), op een sukkelgang lopen: op n sukkelgank (Blerick), op zijn elf-en-dertigste lopen: op zien elf en dertigste (Blerick), sukkelen: sökkele (Blerick) [N 8, 81a, 81d en 83]lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)] I-9, III-1-2
op hol slaan dervandoor gaan: dǝrvandōr gǭn (Blerick) Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9
op kraamvisite gaan kindje kijken: kiendje kieke (Blerick) Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
op oppers zetten, opperen grote mijten maken: groǝtǝ [mijten] mākǝ (Blerick) Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
op reis gaan op pad zijn: op paad zīēn (Blerick), op weg zijn: op waeg zīēn (Blerick), reizen: reìze (Blerick) op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)] III-3-1
op rijen zetten bijeenreken: bēi̯ęi̯nrēkǝ (Blerick), harken: hɛrkǝ (Blerick) Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.] I-3
op stelten lopen op stelten lopen: op stelte laapen (Blerick), stelten: stelte (Blerick), steltlopen: steltloupe (Blerick) Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)] || stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)] III-3-2
op wacht op schildwacht: op schildwach (Blerick) de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)] III-3-1
opbergen opbergen: opberge (Blerick), opbergen (Blerick), wegdoen: wegdoon (Blerick) opbergen [DC 38 (1964)] III-1-2