e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pompon van een muts floche (fr.): floes (Blerick) pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] III-1-3
ponder ponder: um lompe te waege  ponder (Blerick) Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
ponton ponton (fr. <it.): ponton (Blerick), pontonbrug: pontonbrug (Blerick) een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)] III-3-1
pooier pooier: pooier (Blerick) iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 86 (1981)] III-2-2
pook pook: pōͅk (Blerick) pook [SGV (1914)] III-2-1
poort poort: pǭrt (Blerick) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poot omhoog poot-op: puǝt˱ ǫp (Blerick) Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k] I-10
pootgoed, pootaardappelen poter: pǭtǝr (Blerick) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pootjebaden platsen: platse (Blerick), pootjebaden: puutje baaje (Blerick), puutje baje (Blerick), puutje bààje (Blerick, ... ), pûûtje baaje (Blerick) lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] || waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)] III-1-2
pootjesblaas pootjesblaas: pȳtjǝsblǭs (Blerick) De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b] I-11