21214 |
riool |
goot:
gaöt (L269p Blerick),
riool:
rieal (L269p Blerick),
riool (L269p Blerick)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] || riool [SGV (1914)]
III-3-1
|
21200 |
rit |
fietstocht:
fiets-tôch (L269p Blerick),
fietstoch (L269p Blerick),
rit:
rit (L269p Blerick),
ritje:
ritje (L269p Blerick),
tocht:
toch (L269p Blerick)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] || rit [SGV (1914)]
III-3-1
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
koperworm:
koperworm (L269p Blerick),
steekworm:
idiosyncr. komt hier bijna niet meer voor
staekworm (L269p Blerick)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)] || ritselen [SGV (1914)]
III-4-4
|
24317 |
riviergrondel |
grondje:
grēūntje (L269p Blerick),
grundje (L269p Blerick)
|
Hoe noemt u de grondel: een zoetwatervisje dat voorkomt in stromend en stilstaand water. Het is langgerekt van vorm en heeft één paar voeldraden aan de bek. Op de rug en flanken is het donker gevlekt en gestippeld met een groene of blauwachtige weerschijn [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24647 |
robinia |
acacia:
accacia (L269p Blerick)
|
De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18058 |
rochelen |
klieken:
klèèke (L269p Blerick),
rochelen:
rochele (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
miemer:
miemer (L269p Blerick),
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
miemer (L269p Blerick),
rode miemeren:
mv: -e
roe-i miemere (L269p Blerick),
mv: -en
roeie miemeren (L269p Blerick)
|
[DC 13 (1945)]aalbes [N 82 (1981)], [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krōǝt (L269p Blerick)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20886 |
rode bieten |
kroten:
kroete (L269p Blerick),
kroten (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
kroëte (L269p Blerick)
|
rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)]
III-2-3
|