24235 |
roek |
kraai:
krei (L269p Blerick)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
eend:
ē̜nt (L269p Blerick),
ɛŋk (L269p Blerick)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
gans:
gans (L269p Blerick)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|
34547 |
roep- en lokwoord voor de jonge eend |
eend:
ē̜nt (L269p Blerick),
ɛŋk (L269p Blerick),
eendje:
ē̜ntjǝ (L269p Blerick),
jonge eend:
joŋǝ ē̜nt (L269p Blerick)
|
[VC 14, 2s -r-; monogr.]
I-12
|
34553 |
roep- en lokwoord voor de jonge gans |
gansje:
gɛnskǝ (L269p Blerick),
jonge gans:
jōŋ gans (L269p Blerick)
|
[VC 14, 2q (r]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
hoen:
hōn (L269p Blerick),
kip:
kip (L269p Blerick),
kip, kip:
kip, kip (L269p Blerick),
tuut, tuut:
tyt, tyt (L269p Blerick),
tuut, tuut, tuut:
tyt, tyt, tyt (L269p Blerick)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
bonte:
bonte (L269p Blerick),
koe:
ku (L269p Blerick),
marie:
mari (L269p Blerick),
rode:
rōi̯ǝ (L269p Blerick),
zwarte:
zwarte (L269p Blerick)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
bag:
bak (L269p Blerick),
big:
bex (L269p Blerick),
kier:
kir (L269p Blerick),
kuus, kuus, kuus:
kys, kys, kys (L269p Blerick),
kuusje:
kuskǝ (L269p Blerick)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
kalf:
kalf (L269p Blerick),
muk:
møk (L269p Blerick),
mup:
mø̜p (L269p Blerick)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kip, kip, kip:
kip, kip, kip (L269p Blerick),
kuiken:
kȳkǝ (L269p Blerick),
tiet, tiet, tiet:
tit, tit, tit (L269p Blerick)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|