e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
royaal gul: gul (Blerick), royaal (<fr.): rejaal (Blerick, ... ), rojaal (Blerick) gul [SGV (1914)] || royaal [DC 02 (1932)] III-3-1
rozenbottel rozenbottel: roazebottel (Blerick) rozenbottel [SGV (1914)] III-4-3
rozijn rozijn: reziêne (Blerick) Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)] III-2-3
rozijnenbrood krentenmik: krintemik (Blerick), rozijnenmik: reziene mik (Blerick) brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] || wittebrood met krenten, rozijnen (en eventueel sucade) [DC 053A (1978)] III-2-3
rug rug: rök (Blerick) rug [SGV (1914)] III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: rø̜k (Blerick) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
rug van het lemmer rug: van ?t mets  rök (Blerick) De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)] III-2-1
rug, aangeaard stuk wal: wal (Blerick) De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.] I-5
ruggengraat ruggengraat: rukkegraot (Blerick), rûggegraot (Blerick), rugstrang: rökstrang (Blerick) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel wervel: wervel (Blerick, ... ), wiervel (Blerick) [N 10 (1961)] III-1-1