21330 |
royaal |
gul:
gul (L269p Blerick),
royaal (<fr.):
rejaal (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick),
rojaal (L269p Blerick)
|
gul [SGV (1914)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
rozenbottel:
roazebottel (L269p Blerick)
|
rozenbottel [SGV (1914)]
III-4-3
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
reziêne (L269p Blerick)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
krentenmik:
krintemik (L269p Blerick),
rozijnenmik:
reziene mik (L269p Blerick)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] || wittebrood met krenten, rozijnen (en eventueel sucade) [DC 053A (1978)]
III-2-3
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
rø̜k (L269p Blerick)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
19404 |
rug van het lemmer |
rug:
van ?t mets
rök (L269p Blerick)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33198 |
rug, aangeaard stuk |
wal:
wal (L269p Blerick)
|
De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.]
I-5
|
17640 |
ruggengraat |
ruggengraat:
rukkegraot (L269p Blerick),
rûggegraot (L269p Blerick),
rugstrang:
rökstrang (L269p Blerick)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervel (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
wiervel (L269p Blerick)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|