e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rukken rukken: rökke (Blerick), snutten: snutte (Blerick) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] III-1-2
rukwind rukwind: rök wind (Blerick), windstoot: wind stoêt (Blerick) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4
rund rind: rent (Blerick) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel horzel: hoorsel (Blerick, ... ), runderhorzel: runderhorzel (Blerick) horzel [SGV (1914)] || paardenhorzel (eieren in de haren van paarden, larven in maag en darmen) [DC 18 (1950)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] || schapenhorzel (larven in de neusholte) [DC 18 (1950)] III-4-2
runderhorzellarve koeworm: idiosyncr.  kuujworm (Blerick), paardsworm: paerdswörm (Blerick) larve van de paardenhorzel, worm die in de uitwerpselen van een paard kan worden aangetroffen [N 26 (1964)] || larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)] III-4-2
runderlapjes kripvlees: Syst. WBD  krupvleisch (Blerick) Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvee koebeesten: kubīǝstǝ (Blerick), rindvee: reŋkvīǝ (Blerick), vee: vīǝ (Blerick) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rundvleessoep rindsoep: Syst. WBD  rindsoep (Blerick) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups koolrups: koëlroeps (Blerick), idiosyncr.  kōēlroeps (Blerick), rups: roeps (Blerick, ... ), idiosyncr.  roeps (Blerick) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)] III-4-2
rusten rusten: rösten (Blerick), schaften: schafte (Blerick, ... ) rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2