e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
samenspannen heulen: heule (Blerick), huule (Blerick), mèt eemand heulen (Blerick), overhouden: met eemand euverhalde (Blerick) heulen (met iemand) [SGV (1914)] || samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)] III-3-1
sandaal sandaal: sandaal (Blerick, ... ) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3
sap in planten sap: sap (Blerick) Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] III-4-3
sap van een vrucht sap: sap (Blerick, ... ) Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] I-7
saus saus: sówz (Blerick) saus [RND] III-2-3
savooiekool savooie: sevoeie (Blerick), savooiekool: savoeie koël (Blerick), savooiemoes: sevoeije moos (Blerick), schelkenmoes: schalkemoos (Blerick) [N Q (1966)]De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)] || savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
scapulier scapulier: ein skabbeleer (Blerick), schabbelier (Blerick), skabbelie:r (Blerick), ⁄n schabbuleer (Blerick), ⁄n sjabbeleer (Blerick) Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] III-3-3
schaaf schaaf: sxāf (Blerick) Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.] II-12
schaafbank, voegbank strijkbank: strīk˱baŋk (Blerick) Zware, houten balk, waarin één of twee opwaarts gerichte schaafbeitels zijn aangebracht. De schaafbank steunt aan één zijde op twee poten; de andere zijde rust op de grond. Op de schaafbank krijgt de duig zijn definitieve vorm. [N E, 18; N E, 19a; N 53, 83; A 32, add.] II-12
schaafmes voor de binnenrand blaaimes: blājmɛts (Blerick) Een mes met een verhoudingsgewijs klein, gebogen blad en twee handvatten dat wordt gebruikt voor het vlakmaken van de binnenrand van een vat. Zie ook afb. 220 en het volgende lemma. [N E, 35c; N E, 36; A 32, 4; monogr.] II-12