e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slank schraal: schroal (Blerick), slank: slank (Blerick), smal: smaal (Blerick, ... ) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)] III-1-1
slaperig doezig: dūzig (Blerick), dommelig: dômmelig (Blerick), slaperig: slaoperig (Blerick, ... ) Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)] III-1-2
slappe koffie loerie: Syst. WBD  loerie (Blerick) Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] III-2-3
slappe vilten hoed vilthoed: vilthood (Blerick) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht dragend ijs onbetrouwbaar ijs: onbetrouwbaar iês (Blerick), windijs: wind ies (Blerick) ijs waaronder het water is weggelopen [DC 32 (1960)] || slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
slecht gesneden hengst klophengst: klǫpheŋst (Blerick) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht mens, slechte kerel galgenaas: galgenoas (Blerick) galgenaas [SGV (1914)] III-1-4
slecht paard kruk: krø̜k (Blerick) Er is weinig betekenisverschil met het vorige lemma. In vraag 62j werd het woord schend(meer) gesuggereerd. Dit is dan ook dominant, terwijl de overige antwoorden meestal ook in een ander lemma ondergebracht kunnen worden. [N 8, 62j] I-9
slecht weer, hondenweer hondenweer: hondewae:r (Blerick), hondewaer (Blerick), hóndewae:r (Blerick), hondsweer: hongswaer (Blerick), honkswaer (Blerick), ruw (weer): roow waer (Blerick), slecht (weer): slech waer (Blerick), slech wae‧r (Blerick) ruw en regenachtig, gezegd van het weer [lobbig, schouw] [N 81 (1980)] || slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] || slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)] III-4-4
slechte speler hannes: hannes (Blerick), kluns: kluns (Blerick), kruk: kruk (Blerick), krøͅk (Blerick) Een slechte speler [kruk]. [N 88 (1982)] III-3-2