17553 |
slank |
schraal:
schroal (L269p Blerick),
slank:
slank (L269p Blerick),
smal:
smaal (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17835 |
slaperig |
doezig:
dūzig (L269p Blerick),
dommelig:
dômmelig (L269p Blerick),
slaperig:
slaoperig (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20647 |
slappe koffie |
loerie:
Syst. WBD
loerie (L269p Blerick)
|
Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18411 |
slappe vilten hoed |
vilthoed:
vilthood (L269p Blerick)
|
hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25216 |
slecht dragend ijs |
onbetrouwbaar ijs:
onbetrouwbaar iês (L269p Blerick),
windijs:
wind ies (L269p Blerick)
|
ijs waaronder het water is weggelopen [DC 32 (1960)] || slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
klophengst:
klǫpheŋst (L269p Blerick)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
galgenaas:
galgenoas (L269p Blerick)
|
galgenaas [SGV (1914)]
III-1-4
|
33815 |
slecht paard |
kruk:
krø̜k (L269p Blerick)
|
Er is weinig betekenisverschil met het vorige lemma. In vraag 62j werd het woord schend(meer) gesuggereerd. Dit is dan ook dominant, terwijl de overige antwoorden meestal ook in een ander lemma ondergebracht kunnen worden. [N 8, 62j]
I-9
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
hondenweer:
hondewae:r (L269p Blerick),
hondewaer (L269p Blerick),
hóndewae:r (L269p Blerick),
hondsweer:
hongswaer (L269p Blerick),
honkswaer (L269p Blerick),
ruw (weer):
roow waer (L269p Blerick),
slecht (weer):
slech waer (L269p Blerick),
slech wae‧r (L269p Blerick)
|
ruw en regenachtig, gezegd van het weer [lobbig, schouw] [N 81 (1980)] || slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] || slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22337 |
slechte speler |
hannes:
hannes (L269p Blerick),
kluns:
kluns (L269p Blerick),
kruk:
kruk (L269p Blerick),
krøͅk (L269p Blerick)
|
Een slechte speler [kruk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|