32276 |
sluitbanden |
opzetbanden:
ǫp˲zęt˱bɛŋ (L269p Blerick)
|
De zware, metalen banden die door de kuiper worden gebruikt om het vat te sluiten. De sluitbanden zijn voorlopige banden die uiteindelijk worden vervangen door lichtere, definitieve banden. [N E, 21]
II-12
|
25505 |
sluiting aan de ovendeur |
klink:
klink (L269p Blerick),
ovensluiting:
ǭvǝslūteŋ (L269p Blerick)
|
Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b]
II-1
|
18542 |
sluitklep |
klep:
klep (L269p Blerick),
wuurd neet miër gedrage
klep (L269p Blerick),
voorslag:
veurslaag (L269p Blerick)
|
klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20168 |
sluitspeld |
sluitspeld:
sloêtspeld (L269p Blerick)
|
sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20491 |
slurpen |
slurpen:
slurpe (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
slūrpe (L269p Blerick),
slôrpe (L269p Blerick),
slörpe (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] || slorpen [SGV (1914)] || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17741 |
smaak |
smaak:
het spek haet eine rinzige smaak (L269p Blerick),
miene smaak is bedorve (L269p Blerick),
miene smaak is bedorve door dae rotten appel (L269p Blerick),
miene smaak is bedorven (L269p Blerick),
smaak (L269p Blerick)
|
smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19018 |
smachten |
smachten:
smachte (L269p Blerick)
|
smachten [SGV (1914)]
III-1-4
|
20601 |
smaken |
smaken:
smak (L269p Blerick)
|
smaken [SGV (1914)]
III-2-3
|
20490 |
smakken |
smekken:
smekke (L269p Blerick),
smekke met eate (L269p Blerick)
|
smakken; Hoe noemt U: Hoorbaar eten, een klappend geluid maken met de lippen of de tong bij het eten (smakken, smekken, smiksen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19358 |
smalen |
smalen:
smalen (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
smalen [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-1
|