e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sproeten proeten: [sic]  prôete (Blerick), sproetelen: sproetele (Blerick), sproetelen (Blerick), sprootele (Blerick) sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprokkelen dennenappels rapen: denneappels rape (Blerick), sprokkelen: sprokkele (Blerick, ... ), spròkkele (Blerick) sprokkelen [SGV (1914)] || Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)] III-1-2
sprookje sprookje: sprookje (Blerick) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
spruiten spruitjes: sprautjes (Blerick), spruutjes (Blerick) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruiten, uitbotten scheuten (gooien): scheut goeie (Blerick) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spruitkool, spruitje spruiten: sproete (Blerick, ... ), spruitje: spruutjes (Blerick), spruitkool: sproetkoel (Blerick) [N Q (1966)]spruiten [SGV (1914)] I-7
spruw spruw: sprouw (Blerick) spruw [SGV (1914)] III-1-2
spuiten sprietsen: sprietse (Blerick), spritsen (<du.): sprietse (Blerick, ... ), spuiten: spuite (Blerick, ... ), spuiten (Blerick) persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten [SGV (1914)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
spuitstuk mondstuk: móndstök (Blerick), spuitstuk: spuitstôk (Blerick), spuitstök (Blerick) de koperen buis aan de slang van de brandspuit [lent] [N 90 (1982)] III-3-1
spurrieschoof garve: gɛrf (Blerick) Pas gemaaide en gebonden spurrieschoof. In L 164, 266, 270, 289*, 289b, 290, 291, 320, 325 en 387 wordt opgemerkt dat spurrie niet werd gebonden, maar op staken gezet. De zegsman uit L 320 is uitvoerig: "De spurrie werd vroeger gedroogd aan stokken met de lengte van bonestaken, echter dikker. Onder om deze ¯spörriestaek¯ werd eerst een strowis strak vastgebonden, tegen het afzakken van de spurrie. De te drogen spurrie werd vervolgens in lange losse rollen gewikkeld en om de staken gedraaid. In latere tijd -na de tijd dat de spurrie op spörriestaek werd gedroogd- had men een andere methode: gewone bonenstaken werden schuin en dicht naast elkaar tegen een muur of meestal tegen een tuinheg (betere droging) gezet. Hier werd de spurrie los opgestapeld. Deze noemde men ɛhalleɛ. [N 15, 18f] I-5