e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stelpen van bloed stelpen: blood stölpe (Blerick), stulpe (Blerick) Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)] III-1-2
stelt stelt: stelt (Blerick, ... ) Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)] III-3-2
stemmen stemmen: stumme (Blerick, ... ) zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)] III-3-1
stempel m.b.-stempel: m.b.-stempel (Blerick) Stempel of ander gereedschap waarmee de bakker een merk in het deegbrood drukt voordat het de oven of de rijskast ingaat. Het stempel kan de firmanaam, de broodsoort of het gewicht aangeven. Volgens de informant van L 270 bevatten de stempels op het roggebrood de initialen van de bakker in een cirkel of een ovale vorm. En volgens de informant van L 312 werden vroeger stempels met een ster gebruikt die duidden op brood van gemengde bloem en stempels zonder ster die ongemengd brood aangaven. Zie ook afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42; monogr.] II-1
stempelen stempelen: stempele (Blerick, ... ) het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] III-3-1
stemvork stemvork: stømvoͅrk (Blerick), stømvøͅrk (Blerick), støͅmvoͅrk (Blerick) Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)] III-3-2
stenen omheining baie: bad (Blerick, ... ), muur: mōor (Blerick) een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)] III-2-1
ster van bethlehem (campanula isophylla moretti) ster van bethlehem: idiosyncr.  ster van Betlehem (Blerick) Ster van Bethlehem (campanulla isophulla alba) (kampanulla, valse edelweiss). [N 92 (1982)] III-2-1
sterven doodgaan: doejət gāōn (Blerick), dūət ˃gōn (Blerick), kapotgaan: kepotgaon (Blerick), kǝpot˲gǭn (Blerick), sterven: sterve (Blerick), stɛrvə (Blerick), maar hae störf.  sterven (Blerick) Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] I-11, III-2-2, III-4-2
sterven van een plant kapot gaan: kepot gāōn (Blerick), (die plant geit kepot).  kepot gaon (Blerick) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3